Harde kritiek op CDA
De kritiek van de vroegere fractieleider van het CDA Bert de Vries op zijn partij is hard aangekomen. Partijvoorzitter Van Bijsterveldt toonde zich bij de presentatie van het boek van De Vries verbijsterd.De prominente CDA’er stelt dat zijn partij onder Balkende een neoconservatieve koers is ingeslagen. Het accent ligt op economische groei. De angst voor de gevolgen van de vergrijzing drijft de partij tot doemscenario’s. Op grond daarvan worden harde saneringsmaatregelen getroffen, waar de zwakken in de samenleving de dupe van zijn. De partij is volgens De Vries verrechtst.
De oud-partijleider signaleert hiermee een vaststaand feit: Het CDA is veranderd. Van een uitgesproken middenpartij, tussen de linkse PvdA en de rechtse VVD in, is ze onmiskenbaar naar rechts opgeschoven. Dat werd voor het eerst goed duidelijk bij de formatie van 2003: het mislukte finaal met de PvdA. Sindsdien koos Balkenende consequent voor de VVD.
Nu is die keus niet uniek. Midden jaren tachtig verdedigde De Vries zelf als fractieleider van het CDA het beleid van het eerste kabinet-Lubbers, dat steunde op een coalitie van het CDA en de VVD.
Opmerkelijk is wel hoe soepel het CDA die recente omslag onder Balkenende maakte. Intern was er nauwelijks protest.
De Vries behoort tot het kleine groepje critici dat de koerswijziging van meet af aan met argwaan gadesloeg. Hij kan zich nu blijkbaar niet meer inhouden.
Het is natuurlijk zijn goed recht kritiek te uiten. Een partij kan alleen maar beter worden van enkele luizen in de pels. Storend is wel zijn toon. Zodra je de intenties van anderen gaat verdenken -„een partij die afbraak urgenter vindt dan opbouw”-, vertroebel je het debat en loop je het risico niet meer serieus te worden genomen.
Dat zou enerzijds jammer zijn. Want De Vries is op sociaal-economisch terrein zeker ervaren en deskundig. Hij is niet de minste in het CDA: fractievoorzitter geweest, minister van Sociale Zaken en voorzitter van de Sociale Verzekeringsbank, die de AOW uitkeert. Zijn inhoudelijke argumenten over bijvoorbeeld de betaalbaarheid van de AOW mogen door het CDA best nog eens tegen het licht worden gehouden.
Maar het zou niet verstandig zijn als het CDA zijn bredere advies zou opvolgen om weer opnieuw een echte middenpartij te worden. Al te lang heeft het CDA als middenpartij aan een zekere kleurloosheid geleden. De Vries werd in zijn dagen wel ”de stofjas” genoemd, vanwege zijn saaie voorkomen en optreden, wat in die tijd ook wel symbool stond voor heel het CDA. Dat is geen wenkend perspectief.
Daarbij komt dat De Vries in het verleden zelf erop heeft gewezen dat de grote confessionele partijen zich in de jaren zeventig te gemakkelijk hebben laten meezuigen in het maakbaarheidsdenken, waardoor de collectieve sector met voortvarendheid werd uitgebouwd.
In 1994 stelde hij dat zijn politieke voorvaderen bij de uitbouw van de verzorgingsstaat nauwelijks onderdeden voor de sociaal-democraten. Eerlijk gaf hij toe dat de CDA-fractie ook onder zijn leiding moeilijk van die aanpak los kon komen.
Pas toen de overheidsfinanciën en de werkloosheidscijfers uit de hand liepen, drong het volgens De Vries tot zijn fractie door „dat je niet per se een rechtse reactionair behoefde te zijn om belang te hechten aan economische concurrentiekracht en gezond financieel beheer.”
Als De Vries zich zijn eigen woorden uit ’94 nog herinnert, ontstaat bij hem wellicht iets meer begrip voor de aanpak van Balkenende. Die zette bij zijn aantreden in op meer eigen verantwoordelijkheid van de burger, omdat de verzorgingsstaat doorgeschoten was. Voor dat laatste had de Vries tien jaar terug al gewaarschuwd.