De OV-bedrijven willen dat de strippenkaart volgend jaar duurder wordt, zodat ze de gestegen brandstofkosten voor een deel op de klanten kunnen verhalen. Ook de overheid moet een financiële bijdrage leveren, zei een woordvoerder van branchevereniging Mobis woensdag.

De OV-bedrijven kunnen de gestegen brandstofkosten niet zelfstandig aan de reiziger doorberekenen. Ze zijn daarvoor afhankelijk van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, dat de strippenkaart elk jaar in januari duurder maakt. Normaal gesproken neemt de prijs alleen met de inflatie toe, in april nog geraamd op 0,5 procent.

Mobis wil volgend jaar het vervoerbewijs 2,67 procent duurder maken. Daarin zijn de hoge brandstofkosten gedeeltelijk verwerkt. De consumentenorganisaties richten zich tot nu toe op een tariefsverhoging van 1,32 procent.

De OV-bedrijven eisen bovendien een financiële compensatie van de overheid. Deze kan worden betaald uit de aardgasbaten of uit de opbrengsten van de brandstofaccijns. Binnenkort stuurt Mobis daar een brief over aan minister Peijs van Verkeer.

Topambtenaren van het ministerie hebben afwijzend gereageerd op de eis van Mobis. Zonder een financiële bijdrage van de regering zou de strippenkaart volgend jaar 5 procent duurder moeten worden.

De OV-bedrijven lijden onder de gestegen brandstofprijs. Dit jaar zijn ze gezamenlijk al 62 miljoen euro extra kwijt. Afgelopen jaar was dat nog 20 miljoen euro.

De bussen van Connexxion slurpen bijvoorbeeld elk jaar ongeveer 90 miljoen liter diesel op. Elke cent stijging van de prijs betekent een extra kostenpost van ongeveer 1 miljoen euro. De directie verwacht in 2005 10 miljoen euro extra kwijt te zijn aan diesel. Volgend jaar is dat waarschijnlijk 20 miljoen euro.

Reizigersvereniging Rover ziet geen enkele aanleiding om de strippenkaart duurder te maken. Het vervoerbewijs is de laatste jaren al harder dan de inflatie in prijs gestegen, aldus Rover. Bovendien is de prijs van brandstof een ondernemersrisico, vindt de belangenorganisatie.