Cultuur & boeken

Correspondentie tussen Kohlbrugge en Westendorp

Titel:

H. Boele
31 August 2005 08:58Gewijzigd op 14 November 2020 02:53

”Kohlbrugge en Westendorp. Een levenslange vriendschap”
Auteur: ds. J. K. Vlasblom
Uitgeverij: Boekencentrum, Zoetermeer, 2005
ISBN 90 239 1879 7
Pagina’s: 172
Prijs: € 18,50. In de nieuwe serie van de Kohlbrugge-reeks is een publicatie verschenen van de hand van ds. J. K. Vlasblom. Hij heeft zich verdiept in de correspondentie tussen Kohlbrugge en zijn trouwe vriend Matthijs Westendorp: tussen die twee bestond een „waarachtige en lang beproefde vriendschap.” Dit boek omvat een uitgebreide weergave van hun correspondentie met historische toelichtingen en aantekeningen.

De auteur plaatst deze briefwisseling in de context van Kohlbrugge’s pastorale kerkelijke en theologische arbeid. In dit eerste deel van een tweedelige uitgave wordt globaal ingegaan op de periode van Kohlbrugge’s ’ballingschapsjaren’ te Utrecht. Zeker in die tijd waren brieven belangrijk voor het instandhouden van de vriendschapsband.

De auteur begint met een korte levensschets van Matthijs Westendorp en zijn vrouw Maria de Clercq. Kohlbrugge en Westendorp hadden elkaar leren kennen in de Amsterdamse reveilkring. Via zijn zwager Willem de Clercq kwam Matthijs in contact met Da Costa en de kring van het reveil. Samen met zijn vrouw bezocht hij op zondagavond de bijeenkomsten ten huize van Da Costa, de Réunions. Da Costa las een gedeelte uit de Bijbel en mediteerde hierover. Deze avonden vormden het begin en het hart van het Amsterdams reveil.

Kohlbrugge werd binnen deze kring als een geestelijk leider gezien. Ook Westendorp stelde zijn huis open voor dit soort bijeenkomsten. Op een van deze samenkomsten had Kohlbrugge een „belangrijk gesprek” over de opvoeding, waar hij onder andere zei: „de kinderen moeten niet als onbekeerden, maar als een erfdeel des Heeren behandeld; de beloften liggen op hen.”

Westendorp raakte steeds meer onder de invloed van Kohlbrugge, die hij als geestelijk leidsman erkende en aan wie hij zowel mondeling als schriftelijk zijn geestelijke vragen voorlegde.

De auteur geeft in hoofdstuk vier een aantal kernachtige citaten weer uit de brieven van Kohlbrugge aan Westendorp. Een ervan luidt: „Want waarlijk als wij ons recht in het hart kijken, moeten wij zeggen en belijden, dat wij om God niets geven, en dat het alles om het ”ik” draait - hoe zuiverder deze bekentenis is, te meer liefde voor de Wet, te meer houden aan en handhaven aan het woord Zijner Genade.”

Vervolgens wordt ingegaan op de inhoud en het karakter van de brieven. Uiteenlopende zaken komen aan de orde. Meestal vormden financiële kwesties de aanleiding tot schrijven, omdat Westendorp, een specialist in financiële zaken, de revenuen beheerde uit het nagelaten vermogen van Kohlbrugge’s eerste echtgenote.

In deze uitgave wordt vooral Kohlbrugges pastorale raad, prediking en vermaning met het oog op Westendorps geestelijke strijd ruimschoots weergegeven. Ook onderwerpen als het wederzijds meeleven in familie- en gezinsleven komen aan de orde. Daarnaast is een aantal brieven opgenomen in verband met de vertaling en uitgave van Kohlbrugge’s preken.

Kommapreek
Een bijzonder interessant gedeelte is hoofdstuk 11, waar de respons ter sprake komt op de bekende kommapreek uit Romeinen 7:14. Ten huize van Westendorp las Kohlbrugge zijn preek voor en gaf daarop een toelichting. Deze preek moest met een „arm zondaarsgevoel en niet met een kritisch onderzoek aangehoord worden…”

Opvallend is dat de vrouw van Westendorp op haar sterfbed zo veel steun heeft gehad aan deze predikatie. Haar man schreef het volgende: „Deze preek las mijne vrouw het laatste. Ze schreef mij 1 mei 1838. Ik zat geducht onder en met de wet te tobben; O ik mogt het zoo gevoelen, kreeg behoefte Rom. VII van Kohlbrugge te lezen, en zag aller duidelijkst hoe het er mede was. Nu mag ik weder opgeruimd zijn” Genade, alles genade, had zij onder het lezen gedurig geroepen, „Ja Amen! Vrije genade alléén.”

Op 5 mei overleed zij op 40-jarige leeftijd. In een tweetal ontroerende brieven weet Kohlbrugge zijn vriend te troosten in dit verlies.

Een ander onderwerp dat ter sprake komt is de bouw van Westendorps buitenverblijf ”De Valkenberg” te Rheden. Hij liet deze riante villa onder meer bouwen als een geestelijke thuishaven. Bekend is dat veel reveilvrienden ’s zomers naar deze omgeving trokken en daar een buitenverblijf huurden. Men genoot er niet alleen van de schone natuur, maar ook van de bezielende prediking van ds. Laatsman.

Kohlbrugge laat zich nogal kritisch uit aan het adres van zijn vriend en wijs hem erop dat in de stad of buiten alles aan ijdelheid en ellendigheid onderworpen is: „Het menschelijk hart en deszelfs begeerte maakt het beste Palleis tot een uilennest.”

Verder zijn er brieven te lezen met pastorale vermaningen, maar ook brieven met scherpe passages, zoals: „Maar gij, mijn waardste vriend, hoe tobt gijzelf nog zoo, wat mankeert er dan aan Gods Heil, dat gij uwen weg niet met blijdschap wandelt? Gij klaagt over donkerheden omdat gij uwe blinden digt hebt - werp ze open…”

Al lezende komt men weer diep onder de indruk van Kohlbrugges gave om „zielen te leiden.” Soms wist hij met een enkel woord door te dringen in de schuilhoeken van het menselijk hart.

Het is een goede zaak dat ds. Vlasblom, secretaris van de Vereeniging tot Uitgave van Gereformeerde geschriften, zich ingespannen heeft om deze correspondentie te bundelen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer