Buitenland

De bevrijding van minister Johannes van Dijk

Premiers, generaals, geestelijken en een Nederlandse minister - die wilde de SS tegen gunstige voorwaarden inwisselen aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. Maar zestig jaar geleden werden ze bevrijd in een dorp in Italiaans Tirol.

Van onze correspondent
23 August 2005 11:00Gewijzigd op 14 November 2020 02:52
VAN DIJK: …Schutzhäftling…
VAN DIJK: …Schutzhäftling…

„Dr. Johannes J. C. van Dijk, Holland, Schutzhäftling.” De naam van de voormalige Nederlandse minister van Defensie is terug te vinden op een lijst uit de administratie van het concentratiekamp in Dachau aan het eind van 1944. Van Dijk droeg in het kamp gevangennummer 67182. De lijst bevat namen van ”Sonderhäftlingen”, gevangenen die een bijzondere behandeling kregen. Bijzonder staat in dit geval voor een iets betere behandeling, in elk geval werden ze in een apart gedeelte van het concentratiekamp vastgehouden.

Het zijn belangrijke mensen, zoals parlementariërs, geestelijken en regeringsfunctionarissen uit geheel Europa, die dienden als wisselgeld voor de SS, die zich aan het eind van de Tweede Wereldoorlog wilde terugtrekken in de Alpen.

Het plan om zulke buitenlanders vast te houden stamt al uit 1942, als in een SS-document staat dat „joden met invloedrijke verwanten in de Verenigde Staten als waardevolle gijzelaars” in Bergen-Belsen zouden moeten worden geconcentreerd.

Eind 1944 wordt het plan werkelijkheid, ook al betreft het dan niet alleen joden en geen Bergen-Belsen. De crème de la crème van de gevangenispopulatie uit Duitsland en de bezette gebieden wordt op transport gezet naar de concentratiekampen Buchenwald en Flossenbürg in Zuid-Duitsland.

Uiteindelijk komen al deze gevangenen in Dachau bij elkaar. Het zijn 133 mensen afkomstig uit 17 landen. Er bestaat een onderscheid en wel tussen Sonderhäftlingen en Sippenhäftlingen. De laatste categorie zijn mensen die betrokken waren bij de aanslag op Hitler in juli 1944 en niet geëxecuteerd waren. Maar ook mensen die daar eigenlijk niets mee van doen hadden, maar die toch als nuttig werden beschouwd. Onder hen is de cabaretière Isa Vermehren, evenals Fritz Thyssen, de nazi-industrieel. (Hij zou later worden terechtgesteld wegens collaboratie.)

Er zijn onder de Sonderhäftingen beroemde personen, zoals de Oostenrijkse kanselier (van voor de Anschluss) Kurt von Schuschnigg met vrouw en kind. Ook Léon Blum, voormalig premier van Frankrijk (en later hoofd van de voorlopige Franse regering) zat er gevangen. Hetzelfde gold voor Miklós von Kállay, ex-mininster-president van Hongarije, en Alexandros Papagos, opperbevelhebber van het Griekse leger en de latere minister-president.

Maar ook geestelijken -protestanten en rooms-katholieken- waren ’uitverkoren’. Zo was er Martin Niemöller, die later preses zou worden van de Evangelische Kerk in Hessen en Nassau. Dietrich Bonhoeffer hoorde aanvankelijk eveneens bij de groep, maar hij werd er op 9 april 1945 eruit gehaald om in Flossenbürg te worden opgehangen.

Ook Britse militairen waren geïnterneerd, onder wie kapitein Payne Best, die een oorlogsboek zou schrijven onder de titel ”Het Venlo-incident”.

En dan was er Johannes van Dijk. Op een foto op de dag van zijn bevrijding zien we een man van gevorderde leeftijd die gekleed is in driedelig pak, waarvan het jasje is opengeknoopt. Hij heeft zijn handen in zijn zij. Uit zijn houding spreekt overtuiging. Van Dijk heeft grijs, haast gemillimeterd haar en draagt een bril. Hij rookt een sigaret via een pijpje. Naast hem staat -bijna bedremmeld ten opzichte van de grote gestalte van Van Dijk- Niemöller. Die rookt een pijp.

De plannen van de Duitsers met hun Sonderhäftlingen zijn bij de geallieerden niet onbekend. In februari 1945 staat nota bene in een van de bekendste dagbladen ter wereld -The New York Times- dat mogelijk ook de Belgische koning Leopold III een bijzondere gevangene is. De krant weet zelfs te melden dat de gevangenen zich in de Tirolse Alpen moeten bevinden.

Het is precies deze zogenaamde ”Alpenfestung”, het laatste bolwerk van de nazi’s, waarnaar het transport vanuit Dachau op weg is. De SS wil zich daar terugtrekken in de Alpen (daaronder viel half Oostenrijk, een deel van Zwitserland en Alto Adige). De gijzelaars moesten dekking geven.

De situatie is precair. Het Derde Rijk staat op het punt te vallen. De slecht toegankelijke Alpen lijken nog het beste toevluchtsoord te bieden voor de SS, die niet van ophouden weet. Vanaf hier zou met de geallieerden kunnen worden onderhandeld over gunstige voorwaarden voor de Duitsers -of ten minste voor de betrokken Duitse officieren- in ruil voor het leven van de gevangenen. Voor dat doel had SS-Obergruppenführer Ernst Kaltenbrunner, hoofd van de politie en de geheime dienst, al contact opgenomen met het Office of Strategic Services, de voorloper van de CIA. Het was deze Kaltenbrunner die tot het einde in zijn missie geloofde.

Van Dachau ging het transport naar Tirol, waar kort bij Innsbruck werd stilgehouden. Maar de plaatselijke commandant weigerde hen langer onder te brengen, omdat de barakken te verwaarloosd zouden zijn. Daarna ging men door naar Zuid-Tirol, dat bij Italië hoort. De beroemde gevangenen zaten tijdens het transport dicht op elkaar.

„Ik kwam te zitten tussen een Russische generaal en een bisschop”, omschreef een gevangene later de bijzondere situatie.

Op 28 april kwam het konvooi in vijf gevangenenbussen in Niederdorf aan, een minuscuul dorpje in het Pusterdal. Kaltenbrunner had gehoord dat het hotel aan de Pragser Wildsee (zo’n 10 kilometer verderop) plek had. Maar in het hotel bleken drie generaals van de Wehrmacht met hun manschappen te zitten, die niet van plan waren te vertrekken. Het duurde twee dagen voordat zij hun spullen zouden pakken.

Als op 30 april het konvooi dan eindelijk naar de Pragser Wildsee kan gaan, blijken de SS’ers in Niederdorf te zijn omsingeld door de Wehrmacht. Ze bevrijden de gevangenen, die daarop naar het hotel aan de Wildsee gaan. Niet als gevangene, maar als gast van Emma Heiss-Hellenstainer, de eigenares.

Vier dagen later namen Amerikaanse troepen het bevel over. Na wat dagen bivakkeren in het hotel -en volleyballen aan het meer- brengen de Amerikanen de voormalige Sonderhäftlingen over naar Capri, waarna ieder naar zijn eigen land teruggaat.

Kaltenbrunner vervolgt zijn leven minder prettig. Hij wordt veroordeeld tijdens de processen van Neurenberg en in oktober 1946 geëxecuteerd.

De bevrijding van de gevangenen schijnt een spontane verzetsactie te zijn van de bevolking en een eenheid van het Duitse leger. „Niederdorf moet zijn plaats krijgen in de wereldgeschiedenis”, omschreef een plaatselijke historicus op 26 april de verzetsgedachte. Of dat is gelukt valt te betwijfelen, maar in het dorp wordt tot eind september in elk geval een tentoonstelling over deze bevrijdingsactie gehouden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer