Verantwoordelijkheden scheiden
De huisarts moet z’n mond houden tegen een patiënt over diens buurman bij wie hij een dodelijke kwaal heeft vastgesteld. Dat is van belang in het dorp met zijn praatgrage monden. Maar het geldt net zo goed voor de stad.Ook de plaatselijke pastor heeft stilte te betrachten. Hij dient te zwijgen over het feit dat een van z’n gemeenteleden slachtoffer van incest is. Dat spreekt vanzelf. Maar wat doen die dominee en die dokter met de wetenschap dat de cliënt of het lid van z’n kerk een moord heeft gepleegd? Zijn ze dan verplicht om niets te zeggen? Of mogen ze de politie informeren?
De vraag wanneer artsen of mensen met een ambt mogen praten en zwijgen staat ter discussie. G. A. Lindeboom, die zich bezighield met medische ethiek, signaleerde dat enkele decennia geleden al. „Aan alle kanten wordt er aan de intimiteit en aan het geheim van de enkeling geknabbeld; wat vroeger beroepsgeheim was, ligt thans soms als het ware op straat en het is te vrezen, dat dit proces nog verder zal voortschrijden.” Het recente promotieonderzoek van mr. W. Duijst bevestigt dat.
Mevrouw Duijst constateert dat de regelgeving over zwijgplicht -wanneer wel? wanneer niet?- te weinig eenduidig is. Er bestaan bijvoorbeeld verschillen in afspraken tussen ziekenhuizen en opsporingsinstanties in de ene en de andere stad. Er zijn situaties waarin het hospitaal de politie formeel toestaat een medisch dossier in beslag te nemen. Terwijl dat in relatie tot het Wetboek van Strafrecht eigenlijk niet kan. Want de wet eist gevangenisstraf of een geldboete op het schenden van een geheim dat mensen vanwege hun huidige of vroegere ambt of beroep verplicht zijn te bewaren.
De conclusie van de promovenda zou tot nader onderzoek kunnen leiden. Leden van de Tweede Kamer zullen wellicht vragen stellen. Verantwoordelijke ambtenaren zouden procedures in gang kunnen zetten. Maar bij alle pogingen om eenduidig beleid te maken, dient toch privacy als uitgangspunt centraal te blijven staan. De geheimhoudingsplicht van mensen die een vertrouwensberoep uitoefenen, dient gerespecteerd te blijven. Dat geldt niet alleen de dokter of de dominee, maar ook de psychiater, de priester, een advocaat, of notaris, de maatschappelijk werker en de apotheker.
Natuurlijk is er dan sprake van botsende belangen. Dat is trouwens ook het geval op tal van andere terreinen van het leven. De strijd tegen terrorisme en allerlei ander maatschappelijk kwaad vraagt alert te zijn op al wat er aan informatief materiaal valt op te sporen. Ambtenaren die zijn belast met het opsporen van strafbare feiten, doen hun best om getuigen of bewijzen te krijgen. Dat is hun plicht. En het is begrijpelijk.
Maar tegelijk is het nodig ertegen te waken dat een maatschappij steeds meer een structuur krijgt waar wantrouwen en verdenking de toon zetten, het dagelijks leven tot een angstig gebeuren maken en geheel verzuren. Het eerbiedigen van iemands persoonlijkheid is goed en zeker niet onchristelijk. Een cliënt moet z’n dokter of advocaat kunnen vertrouwen en niet door hem of haar worden overgeleverd aan rechterlijke instanties of wraakzuchtige medemensen. Het respecteren van privacy is nodig om intieme relaties van achting, liefde, vriendschap en trouw te kunnen blijven onderhouden.
Het is goed om het signaal van Duijst ter harte te nemen en te streven naar meer eenduidigheid in beleid. Maar bij algemenere regels blijft het nodig om verantwoordelijkheden te scheiden. Een arts is geen opsporingsambtenaar. En een predikant of psychiater evenmin. Hoewel er momenten kunnen zijn dat het nodig is om geheimhoudingsplicht te doorbreken. Als mensenlevens of materieel bezit ernstig gevaar lopen. Het valt niet mee om in duidelijke regels vast te leggen wanneer daarvan sprake is.