Kuitert als religieuze atheïst
Titel:
”Hetzelfde anders zien. Het christelijk geloof als verbeelding”
Auteur: H. M. Kuitert
Uitgeverij: Ten Have, Kampen, 2005
ISBN 90 259 5489 8
Pagina’s: 220
Prijs: €17,90. H.M. Kuitert blijft op zijn hoge leeftijd driftig publiceren als, zoals hij zichzelf typeert, „een bedelaar die bedelt om de gunst van zijn lezers.” Hij wil per se zijn boodschap kwijt.
In dat licht is het merkwaardig op bladzijde 100 van zijn jongste boek ”Hetzelfde anders zien” een tirade te lezen aan het adres van „mensen die aan het voor waar houden hun hart hebben verpand”, zoals Kuitert de orthodoxie typeert. Deze mensen „willen niet dat je van verbeelding spreekt, ze worden opdringerig, bestoken je zonder ophouden met hun opvattingen, en doen dit -als klap op de vuurpijl- uit medelijden met je dolende ziel.” (blz. 100) Het lijkt een zelfportret van de auteur, met dien verstande dat ”verbeelding” dan door ”waarheid” moet worden vervangen.
Op bladzijde 12 geeft Kuitert zelf een samenvatting van de these die hij in dit boek telkens weer met andere woorden herhaalt: „De korte inhoud van dit boek laat zich in één regel samenvatten: van verbeelding moet je geen waarheden maken. Draai het om en maak van je waarheden verbeelding: het effect zal verbluffend zijn.”
Volgens Kuitert gaat het bij alle religies, en dus ook bij het christendom, om verhalen waarin de menselijke verbeelding zich uit en waarmee de mens in de verwarrende werkelijkheid een gok waagt, een poging tot bivak maken. ”The stuff” van geloof is verbeelding, het ontwringen van een wereld van betekenis aan de chaos.
Het is de grandeur van de mens, zelf uit de chaos van de evolutionaire ontwikkeling voortgekomen, om orde in die chaos te scheppen en zin aan het schijnbaar absurde te verlenen. De grote fout van het christendom en van allerlei godsdiensten zou dan zijn dat verbeelding zich verdicht tot waarheid, tot leer, alsof er informatie zou bestaan over een andere werkelijkheid dan de enige die wij kennen. Zo wordt verbeelding gelezen als versleutelde informatie en wordt verbeeldingskracht aan de leiband van een vastgestelde leer gelegd.
Placebo
In dit boek vinden we niet meer de ”deconstructie” die Kuitert indertijd nog in zijn ”Het algemeen betwijfeld christelijk geloof” (1992) toepaste. Hij maakte toen onderscheid tussen geloofsvoorstellingen die achterhaald zijn en die welke blijvend actuele betekenis hebben (zoals bijvoorbeeld het geloof in de Schepper, de kracht van het gebed, het eeuwige leven). Nu staat bij hem heel de bijbelse boodschap onder de ene noemer van de verbeelding, van a tot z van blijvende betekenis, maar zonder realiteitsgehalte.
Geloofsuitspraken typeerde hij eerder als zoekontwerpen van gelovigen die hun gelijk nog moeten krijgen. Nu zijn het verhalen geworden die hun eigen gelijk als verbeelding reeds in zich dragen. Zo kan de belijdenis van Psalm 23, ”de HEERE is mijn Herder”, vergeleken worden met een placebo, een pilletje dat weliswaar geen enkele werkzame stof bevat, maar toch werkt door middel van suggestie.
Ook God Zelf bestaat dan alleen in de taalwereld van de verbeelding. Het enige wat onze werkelijkheid overschrijdt (het enige transcendente dus) is de medemens die in zijn nood een beroep op mij doet. En de enige god is de mens zelf die door zijn taal orde schept in de chaos. Leven na dit leven is er niet. In het korte bestaan dat ons als mensen gegeven is, moeten we voor elkaar het leven zo aangenaam mogelijk maken. Wie vroeg sterft, heeft pech gehad.
Waar staat Kuitert?
Wat je Kuitert ook kunt verwijten, hij is bepaald niet onduidelijk over de plek waar hij staat. In dit boek zet hij zich opnieuw af tegen ieder die zich op openbaring van Hogerhand beroept. Daarbij worden Barth, Simonis, de EO en het reformatorische christendom op één hoop geworpen.
Kuitert is ooit begonnen met een pleidooi om de beeldtaal van de Heilige Schrift serieus te nemen als betrouwbare openbaring van God Die Bondgenoot van mensen is. Nu is alleen de beeldtaal nog maar overgebleven en verwijst deze niet meer naar de realiteit van God. Kuitert is uiteindelijk een religieuze atheïst geworden. Niet eens een agnost, want die stelt dat er geen zinnig woord te zeggen is over het al dan niet bestaan van God. Kuitert weet het allemaal heel zeker: ’God’ is alleen maar verbeelding van de mens.
Twee opmerkingen ten slotte. Heeft Kuitert niet op één punt gelijk, namelijk dat ook orthodoxe gelovigen het ”totaalontwerp” kwijt zijn? Is het geloof nog wel een visie die heel het leven omvat, of hebben we in de praktijk het geloof teruggedrongen tot een enkele provincie van ons bestaan? Het komt er op aan ook in de 21e eeuw de levende God op alle terreinen van het leven te dienen in overeenstemming met Zijn Woord.
Wie eenmaal begint te morrelen aan het gezag van het Woord van God eindigt bij niets meer dan menselijke verbeelding. Hiertegen helpt niet een verstandelijke bijbelbeschouwing, maar alleen geestelijk leven dat van harte bouwt op het Woord van God.