Indonesische onafhankelijkheid
Nederland aanvaardt dat de onafhankelijkheid van de republiek Indonesië „politiek en moreel” op 17 augustus 1945 begon. Met die boodschap reist minister Bot van Buitenlandse Zaken dinsdag naar Jakarta. Daar hoopt hij woensdag bij de zestigste verjaardag van de aanwezig republiek te zijn.Tijdens de herdenking van de capitulatie van Japan maandag in Den Haag, zei de bewindsman dat de scheiding tussen Indonesië en Nederland „met meer militair geweld gepaard is gegaan dan nodig was.” Dat spijt de Nederlandse regering.
Deze spijtbetuiging hoeft niet uitgelegd te worden als een miskenning van de moed en trouw die veel Indische, Molukse en Nederlandse militairen in die jaren hebben betoond in hun strijd voor het behoud van het Nederlands gezag over de archipel.
Met de kennis die zij toen hadden, streden zij naar hun vaste overtuiging voor een rechtvaardige zaak. Jarenlang heeft de groep van oud-Indië-gangers zich door de regering miskend gevoeld. Daar is inmiddels een kentering in gekomen. Hun inzet en de trauma’s die zij hebben opgelopen worden nu erkend. Bovendien weet Bot zelf welke pijn de Nederlanders in Indië hebben geleden. Als kind zat hij zelf in een kamp.
Spijtbetuigingen zijn ook niet nieuw. Vijf jaar geleden sprak premier Kok zijn spijt uit „over datgene wat ook mede onder Nederlandse verantwoordelijkheid heeft plaatsgevonden.”
Terecht is ook dat de minister geen excuses maakt. Want daarmee zouden de Indië-strijders wel in de kou staan. Bovendien zouden de nazaten van onafhankelijkheidsstrijder Sukarno dat ook moeten doen. Hun blazoen is zeker niet smetteloos.
Nieuw is dat de Nederlandse regering nu de datum van 17 augustus 1945 „aanvaardt” als het begin van de Indonesische onafhankelijkheid. Dat is tot op heden niet gedaan. Den Haag hield het steeds bij 27 december 1949, toen de Indonesische onafhankelijkheid met het tekenen van een verdrag werd erkend.
In een nadere toelichting zegt de minister nog steeds aan het jaar 1949 vast te blijven houden als het gaat om de formele, juridische erkenning van de republiek Indonesië. Met zijn uitspraken geeft Bot echter aan dat de wortels van die republiek teruggaan tot 1945, toen de Indische leiders de onafhankelijkheid uitriepen.
Gemakkelijk kan het gebruik van termen als ”aanvaarding” en ”erkenning” worden uitgelegd als een diplomatiek woordenspel. Diplomatie speelt zeker een belangrijke rol in de nog altijd gevoelige relatie tussen Den Haag en Jakarta. Het is daarom begrijpelijk dat minister Bot nu deze uitspraak doet om een lastig probleem van tafel te krijgen.
Het is echter meer dan een woordenspel. Er bestaat wel degelijk een onderscheid tussen beide jaartallen. Om een voorbeeld te noemen. Het begin van de Nederlandse onafhankelijkheid kan men leggen in 1568, toen de Tachtigjarige Oorlog begon. De formele datum ligt later: bij de eerste vrije statenvergadering in Dordrecht (1572), of bij de Pacificatie van Gent (1576), of bij de Unie van Utrecht (1579). Naar internationaal recht was er toen sprake van een staatsvorm, terwijl de vrijheidsstrijd feitelijk eerder begon.
Dat Bot woensdag in Jakarta verklaart 1945 als jaar van het begin van de onafhankelijkheid te aanvaarden, is een belangrijk gebaar richting Indonesië. In zeker opzicht erkent de regering daarmee de legitimiteit van het streven naar zelfstandigheid, dat hen in 1945 naar de wapens deed grijpen.
Natuurlijk kan men achteraf stellen dat er bij Nederland meer begrip had moeten zijn voor het verlangen van de Indische bevolking om over hun eigen zaken te mogen beslissen. Dat is echter wijsheid achteraf die niets afdoet aan de oprechte intenties van de Nederlandse strijdkrachten toen.