Kamer eist snel inburgeringswet
Minister Verdonk van Vreemdelingenzaken moet haar wetsvoorstel voor inburgering ingrijpend aanpassen, stellen haar ambtenaren na kritiek van de Raad van State op de plannen. De Kamer maakt zich zorgen over de vertraging die daardoor ontstaat en manen de minister tot spoed.
De hoogste bestuursrechter vindt de plannen van minister Verdonk juridisch niet houdbaar. Dat blijkt uit een nog vertrouwelijk advies van de Raad van State van 1 juli waaruit NRC Handelsblad dinsdag citeerde. Het ministerie van Justitie weersprak dat bericht woensdagmorgen niet.
Verdonk wilde aanvankelijk alle migranten tussen de 16 en de 65 jaar ertoe verplichten een inburgeringsexamen te doen. De Raad van State voert als bezwaar daartegen aan dat in Verdonks voorstel burgers uit de EU uitgezonderd zijn van de inburgeringsplicht, terwijl Nederlanders die buiten de EU zijn geboren en tot Nederlander genaturaliseerde buitenlanders van buiten de EU wel verplicht zouden worden in te burgeren. Dat is in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
In een eveneens vertrouwelijke reactie stelt de directeur wetgeving van het ministerie van Justitie aan Verdonk voor om grotendeels tegemoet te komen aan de kritiek van de Raad van State. Hij adviseert de bewindsvrouw de discriminatie uit haar wetsvoorstel te halen en langs andere wegen de belangrijkste doelgroepen -allochtone vrouwen die kinderen opvoeden en werkloze migranten- ertoe te verplichten de taal te leren en kennis van de samenleving op te doen.
Als Verdonk dat advies opvolgt, zou de inburgeringsplicht worden beperkt tot migranten die na 1975, het jaar waarin Suriname onafhankelijk werd, in Nederland aankwamen. Nederlanders die buiten de EU zijn geboren en buitenlanders die tot Nederlander zijn genaturaliseerd, zouden niet onder de inburgeringsplicht gaan vallen. Dat zou ook gelden voor kinderen van zogeheten expats die zich in Nederland vestigen. Het aantal mensen dat ertoe verplicht wordt in te burgeren, wordt zodoende teruggebracht van de beoogde 775.000 tot waarschijnlijk de helft daarvan.
De coalitiepartijen CDA, D66 en VVD willen niet inhoudelijk op het advies van de Raad van State ingaan, omdat zij het niet kennen. Dat weerhoudt D66-kamerlid Lambrechts er niet van stevige kritiek te leveren op Verdonk. „Als ze een andere aanpak had gekozen, had de regeling er al kunnen zijn. We hebben meer dan een jaar verloren doordat ze koste wat het kost vasthield aan een groots plan. Dat komt wel stoer en rechtlijnig over, maar dan bots je op tegen onmogelijkheden.”
CDA’er Sterk is benieuwd of Verdonk inderdaad de kritiek van de Raad van State overneemt en verwerkt in een nieuw wetsvoorstel. Ze maant de minister tot actie. „Het is belangrijk dat de minister haast maakt. Ze zit er nu al drie jaar en de problemen door taalachterstand en gebrekkige integratie zijn heel groot.”
VVD-kamerlid Visser vindt dat zijn partijgenote Verdonk geen blaam treft voor de vertraging die nu dreigt op te treden. „De minister kan daar helemaal niets aan doen.” Hij prijst haar flexibiliteit: „Ze toonde zich vorig jaar bereid de opmerkingen van de Adviescommissie Vreemdelingenzaken in haar wetsvoorstel te verwerken en staat nu weer open voor de kritiek van de Raad van State.”
Visser meent echter dat er nu snel een inburgeringswet moet komen. Dat vindt ook PvdA’er Dijsselbloem. „Het is een politiek schandaal dat Verdonk na drie jaar nog steeds geen wet heeft ingevoerd.”