Tussen de ratten in een jappenkamp
Titel:
”Mogen wij altijd in dit kamp blijven? Een ode aan de moeders in Japanse interneringskampen”
Auteur: Henriette van Raalte-Geel
Uitgeverij: Mozaïek, Zoetermeer, 2005
ISBN 90 239 9161 3
Pagina’s: 216
Prijs: € 18,50. Haarscherp is de herinnering van H. M. van Raalte-Geel aan de jappenkampen in Nederlands-Indië, al was ze bij de bevrijding nog maar vijf jaar oud. Met hulp van haar moeder beschreef ze de doorstane ellende tot in detail.
„Ik haal me een beeld voor de geest van een menigte met vlaggetjes en ik hoor mensen juichen. Wat is dat?” vroeg Van Raalte aan haar moeder. „De verjaardag van koningin Wilhelmina, net na het einde van de oorlog”, wist die meteen. „De vrouwen peuterden de knuffels van hun kinderen open en daaruit haalden ze rood, wit, blauw en oranje tevoorschijn, zorgvuldig bewaard voor deze dag.”
Zo kwamen de herinneringen, in flarden die aaneengeweven werden tot een verhaal. „Als er weer een stuk klaar was, had ik een week, anderhalve week nodig om bij te komen”, zegt Van Raalte. „Zo intensief had ik de ellende weer opnieuw beleefd. Net als mijn ouders ben ik gezegend met een enorm geheugen. Men zegt dat een mens zich van voor zijn derde jaar niets herinnert. Mijn oudste herinnering dateert echter uit de tijd dat ik nog maar zestien maanden was.”
Door kinderogen
Boeken over de jappenkampen zijn er wel meer, maar het is vrij uniek dat de herinneringen vanuit het perspectief van een kind zijn beschreven, zonder dat allerlei achterafwijsheden van grote mensen zijn tussengevoegd.
Trefzeker beschrijft Van Raalte haar indrukken en ervaringen in die periode waarin de geïnterneerden werden uitgehongerd en waarin ziekten vele slachtoffers eisten, zodat de kinderen er niet meer van opkeken als hun vriendjes stierven. De moeders waren vaak heel vindingrijk bij het zoeken naar manieren om hun kinderen te voeden en gezond te houden.
Op de paar vierkante meter waarop ze bivakkeerden, bekeken moeder Geel en haar drie dochters elke avond het portret van vader (niemand wist of hij nog leefde) en baden voor hem. Het boek vertelt niet zo veel over de verhoudingen tussen de vrouwen onderling, want die lagen vaak buiten het blikveld van de kinderen. Henriette (Jetje) Geel wist wél hoe haar moeder in het holst van de nacht kikkers voor hen ging vangen, ondanks het gevaar dat ze daarbij zelf door een slang gebeten zou worden. Ze beschrijft ook hoe de ratten ’s nachts tussen hen door liepen, hoe ze uren op appèl moesten staan en hoe vrouwen door wrede bewakers gestraft werden.
Uiteindelijk beleefde het hele gezin het eind van de oorlog, al was Jetje meermalen langs de rand van de dood gegaan. Door een hevige stortbui ontsnapten ze ook aan een menigte opgehitste inlanders die na de bevrijding het vrouwenkamp in brand wilden steken. Al was de Jap verslagen, veilig waren ze pas toen ze in Nederland aankwamen. In Den Haag ontvingen opa en oma hen met open armen. Het beviel Jetje daar zo goed dat ze vroeg: „Mogen we altijd in dit kamp blijven?”
Geen antwoord
Het gezin bleef nog enige tijd dokteren, want de kinderen hadden zwakke darmen en bij de jongste waren de ogen niet goed ontwikkeld. „Net als aan boord had die eerste tijd in Nederland elke kinderziekte die rondging vat op ons. Door de zorg voor ons hadden m’n ouders zelf nauwelijks de tijd om te herstellen van de ontberingen. M’n moeder was in Indië geboren en kon moeilijk aan het Nederlandse klimaat wennen. Vader verlangde niet meer terug naar Indië. Daar lagen te veel schokkende herinneringen. Hij wilde er ook niet meer over praten. Alleen als we zeiden dat we honger hadden, greep hij in: Honger had je in de oorlog; nu heb je trek.”
Jetjes grootouders vingen drie van hun kinderen met hun gezinnen op na terugkeer uit Indië. Smeekbeden om betere huisvesting hielpen niet; op een brief aan prins Bernhard kwam nooit antwoord. „Nederland was druk met de wederopbouw en liet de mensen uit Indië vaak aan hun lot over. Uiteindelijk kraakten mijn ouders de woning onder die van mijn grootouders. We bleven er zeven jaar. Daarmee hadden we het heel wat beter dan de mensen uit Indië die in pensions werden uitgebuit. M’n vader was door het kampleven verzwakt, zodat uitzendingen als ambtenaar naar Curaçao en Zuid-Afrika niet doorgingen.”
Buiging
Henriette Geel is altijd het maatje van haar moeder gebleven. „Meer maatje dan dochter. Ik was de tweede van de drie dochters, maar wel degene die moeder bij alles hielp tijdens de kampjaren, omdat mijn oudere zus een handicap had.”
Het was niet het enige gevolg van het kampleven. „Als het koud is, ben ik nog steeds snel rillerig. De honger, de voortdurende zoektocht naar voedsel, blijft je bij. Nog steeds zorg ik tijdens een maaltijd met anderen nadrukkelijk dat ik genoeg krijg en dat ik het snel op heb. Zodat niemand het kan afpakken…”
Het beeld van de Japanse bewakers raakte ze ook nooit kwijt. „Uniformen vervullen me nog altijd met respect. Terug in Nederland maakten we voor elke schildwacht een diepe buiging. Waarom doen die kinderen dat? vroegen ze aan m’n moeder. Dan vertelde ze hoe we in het kamp voor elke Japanner moesten buigen, díép moesten buigen.”
Van Raaltes jongste zus leed na de oorlog aan voortdurende scheidingsangst. „Ze kon geen dag zonder m’n moeder. Zo zijn we altijd in de schaduw van de oorlog blijven leven.”
Monument
Op 15 augustus is het zestig jaar geleden dat Japan de wapens neerlegde en er een eind kwam aan de Tweede Wereldoorlog. Het egodocument ”Mogen wij altijd in dit kamp blijven?” vertelt over het dagelijks leven van vrouwen en kinderen die gedwongen werden drie jaar achter prikkeldraad te leven.
Van Raaltes moeder maakte nog mee dat in 1998 de eerste uitgave bij uitgeverij Mes verscheen. De tweede druk (herzien en sterk uitgebreid) kwam vandaag bij uitgeverij Mozaïek uit. Het eerste exemplaar ging naar Eveline Bruseker-Geerlings, een na vele jaren opgespoorde zus van Jetjes vriendinnetje uit het kamp. Dat vriendinnetje en haar broertje hadden de verschrikkingen van het kamp overleefd, maar stierven tijdens de reis naar Nederland aan mazelen doordat ze bijna geen weerstand meer hadden.
„Het is belangrijk dat die verschrikkelijke jaren niet vergeten worden”, zegt Van Raalte in haar Haagse appartement. „Andere kampkinderen hebben me bedankt, omdat hiermee ook hún verhaal is vastgelegd. Dit boek is een monument voor de moeders die er, zonder de steun van hun man, drie jaar lang alles aan deden om hun kinderen de oorlog te laten overleven. Met bewonderenswaardige moed probeerde mijn moeder ook ons ondanks alle ellende waarden en normen bij te brengen, zodat we niet zouden verwilderen.”