Tijd voor heruitvinding van kiesvereniging
De lokale overheid krijgt steeds meer taken op haar schouders. Lokale politiek wordt daardoor belangrijker. De kiesverenigingen moeten daarom meer en meer dé schakel worden tussen burger en overheid, stelt S. P. Schutte.
De kloof tussen burger en bestuur blijft een dankbaar onderwerp. Ook deze zomer zijn er weer de nodige beschouwingen aan gewijd. En met een minister voor bestuurlijke vernieuwing met dadendrang zullen we er vast ook nog wel veel van horen.
Wat opvalt in de discussie is wel dat het licht nogal eenzijdig op de overheid valt. Het gaat vooral over wat de overheid doet of niet doet. Maar omdat elke kloof twee zijden heeft is het goed om ook aandacht te hebben voor de rol van de burger.
Een goede reden om die aandacht te geven is dat veel regels en wetten de verantwoordelijkheid verleggen van Den Haag naar de gemeenten. De mogelijkheden om invloed uit te oefenen nemen daarmee toe. Een voorbeeld van die verschuiving is de Wet werk en bijstand. Nog maar beperkt moet aan het Rijk worden gerapporteerd over de uitvoering van de wet. De rest is gemeentelijke verantwoordelijkheid. Dan gaat het wel om zaken zoals de manier waarop mensen naar werk worden begeleid of de manier waarop de afweging van ouderschap versus arbeidsplicht wordt gemaakt.
Met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) wordt dat nog veel sterker. Nadrukkelijk wordt ervoor gekozen de gemeenten de regie te geven in zaken zoals thuiszorg, hulpmiddelen en maatschappelijke participatie. Kort gezegd: hoe blijven mensen zo lang mogelijk, zo zelfstandig mogelijk, zo volwaardig mogelijk meedoen in de maatschappij. Een van de dingen om dit te realiseren is het gebruik van de ”civil society”. In gewoon Hollands: omzien naar elkaar.
De wet zoekt steeds meer de burger op en daagt die uit. Dat vraagt wel om een antwoord. Een antwoord dat niet zomaar pasklaar is te geven. Daarvoor zijn we te veel gewend geraakt aan grote overheidsinstanties of andere instituten die de zaken regelden.
Naastenliefde
Voor christenen klemt die vraag nog meer. Er wordt immers een beroep gedaan op een bij uitstek christelijke deugd: naastenliefde. We zullen nieuwe vormen moeten vinden om dit oude gebod voor te leven. Individueel en collectief. Daar moeten we niet pas mee beginnen als de WMO er al is. Al was het maar omdat er ook nu al genoeg vragen liggen vanwege andere gemeentelijke taken.
Het is die situatie die vraagt om een herontdekking van de kiesvereniging. Juist omdat die kiesvereniging de verbinding met de overheid vormt. En zeker plaatselijk hoeft die afstand toch niet groot te zijn? De kiesvereniging kan zo in ieder geval plaatselijk de plank over de kloof betekenen. Voor wie én de overheid hooghoudt én de naastenliefde hoog heeft is dat een uitgelezen kans. Er is genoeg gepraat over de kloof, de plank erover!
De auteur is raadslid voor de ChristenUnie in het Zuid-Hollandse Rozenburg.