Ook Arbeiderspartij in Brazilië valt ten prooi aan corruptie
Telkens weer valt de Braziliaanse staatshuishouding nagenoeg weerloos ten prooi aan grijpgrage bestuurders. Geen enkele van de regeringen die sinds de herintrede van de democratie, in 1985, het land bestuurden, wist haar lei schoon te houden.
Sommige presidenten, zoals Fernando Collor de Mello, maakten het zelfs zo bont dat zij vroegtijdig moesten vertrekken. Collor de Mello verzilverde in amper twee jaar tijd zijn ambt door zo’n slordige 1,5 miljard dollar aan steekpenningen te innen.
Hoewel Collor de Mello wat ontvankelijkheid voor smeergeld betreft tot dusver op eenzame hoogte uittorent boven de vaak evenzo corrupte politieke middenmoot van het land, konden ook zijn voorgangers en opvolgers de lokroep van ’faciliterende donaties’ niet weerstaan. Zelfs president Fernando Henrique Cardoso, een linkse intellectueel en gerenommeerd academicus die het land tussen 1998 en 2003 bestuurde, kon het niet zonder steekpenningen stellen. Hij deelde ze uit en ontving ze in ruil voor politieke gunsten.
Dat alles zou evenwel drastisch veranderen met het aantreden van Braziliës eerste ”president van de arbeiders”, Lula da Silva. Deze voormalige machinebankwerker en stakingsleider nam twee jaar geleden de macht over met de belofte schoon schip te zullen maken. Zelden heeft een Braziliaans staatshoofd op het moment van zijn ambtsaanvaarding een grotere mate van populariteit en vertrouwen genoten dan Lula da Silva.
Maar inmiddels is gebleken dat deze schijn van oprechtheid, openheid en eerlijkheid bedriegt. Lula’s Arbeiderspartij (PT) heeft zich net zo snel en gretig vergrepen aan de macht als de meer traditionele politieke partijen van het land. Een parlementaire enquêtecommissie is thans bezig de omkoperij in kaart te brengen. Verschillende ministers en partijprominenten zijn inmiddels uit hun functie gezet.
Voor de historicus José Arthur Gianotti, die in 1982 aan de wieg stond van de Arbeiderspartij, heeft president Lula da Silva zich in het beste geval schuldig gemaakt aan een excessief vertrouwen in zijn naaste medewerkers. „De omvang van de corruptie -de hoeveelheid geld die gemoeid is met het koest houden van de oppositie en het belonen van parlementaire steun- is onder deze regering beslist niet minder groot dan onder de vorige. Alleen de vorm waarin deze misdragingen gestalte krijgen, is veranderd”, aldus de historicus.
Volgens Gianotti is het relatief eenvoudig om de werkwijze van de Arbeiderspartij te traceren. „De PT heeft ongeveer 80 procent van de topfuncties in het federale overheidsapparaat gevuld met militanten uit eigen gelederen. De directies van de verschillende staatsbanken zijn zelfs helemaal in handen van PT-vertrouwelingen. De bedoeling hiervan is niet zozeer het mogelijk maken van persoonlijke verrijking -hoewel er hier en daar best forse bedragen aan de strijkstok blijven hangen- als wel het financieel verstevigen van de partij zelf door deze zo sterk mogelijk te laten integreren met het overheidsapparaat. Met dit streven wil de PT haar greep op de macht bestendigen, naar voorbeeld van de Mexicaanse Partij voor de Institutionele Revolutie (PRI), die zozeer met de staat was verweven dat er nog maar amper onderscheid tussen beide bestond”, aldus professor Gianotti.
De academicus voorspelt echter dat de PT niet in haar opzet zal slagen. De partij is volgens hem te hard van stapel gelopen, hetgeen sommigen zelfs het leven heeft gekost. Er bestaat nog steeds geen opheldering over de dood van de burgemeester van de industriestad Santo André, onder de rook van Sao Paulo, die het onbezonnen graaien van zijn partijgenoten in de gemeentekas een halt wilde toeroepen en enkele dagen later onder vreemde omstandigheden de dood vond.
In de ogen van Gianotti is het bovendien allerminst bevreemdend dat dezelfde partij die jarenlang ten strijde trok tegen de corruptie en het machtsmisbruik, zich thans aan precies dezelfde wanpraktijken schuldig maakt. „Misschien dat president Lula da Silva zijn wilde haren en revolutionaire vuur enigszins is kwijtgeraakt, maar een belangrijk deel van de Arbeiderspartij ziet zichzelf nog steeds als de erfgenaam van de universele geschiedenis, oftewel de gedachte dat het proletariaat geen enkel middel onbenut mag laten om zich de macht toe te eigenen. Het is in die overtuiging dat de partij alle middelen geheiligd acht om haar greep op de macht te verstevigen.”
Wat dit alles betekent voor de bevolking, die opnieuw het drama van een ontrafelende regering moet meemaken, is nog onduidelijk. Opiniepeilingen lijken er op te duiden dat de populariteit en de geloofwaardigheid van president Lula da Silva vooralsnog onaangetast zijn gebleven. Maar hoe lang de president nog buiten schot blijft, is de vraag. Het schandaal treft reeds zijn naaste medewerkers en medestanders.
Volgens politieke analisten als Clovis Rossi van het dagblad Folha de Sao Paulo is het niet erg waarschijnlijk dat het parlement zal besluiten de regering-Lula vroegtijdig naar huis te sturen, zoals dat in 1992 gebeurde met de toenmalige corrupte president Collor de Mello. „De uitkomst van zo’n afzettingsprocedure is allesbehalve zeker. Het is voor de oppositie aantrekkelijker om president Lula dusdanig in ’t nauw te dringen dat hij afziet van een herverkiezing. En dat is dan ook de meest waarschijnlijke uitkomst van de huidige crisis”, aldus Rossi.