„Het boek Rendac is nog niet dicht”
De verwerking van met bse besmette runderen door het destructiebedrijf Rendac in het Friese Bergum levert „geen risico van betekenis op voor de volksgezondheid.” De bevolking is „voor een groot deel gerustgesteld”, maar er blijven een aantal „open einden” over die nader onderzoek vergen. „Het boek is nog niet dicht.”
De onrust rond de verwerker van slachtafval en kadavers broeit al een tijdje in het Friese. Omwonenden zijn er niet gerust op dat de damp die regelmatig op hun dorp neerslaat echt zo ongevaarlijk is als wordt beweerd. „Soms fiets ik langs het kanaal en vallen er druppeltjes op mijn arm. Dan vraag ik mij af: wat is dat nou?” En wat komt er verder allemaal vrij uit die fabriek, vooral nu er ook met bse besmette koeien worden vernietigd?
Uit onderzoek van de GGD-Fryslân blijkt dat er in de omgeving van Bergum veel meer wordt geklaagd over stankoverlast dan in de rest van de provincie (46 tegen 10 procent van de bevolking). In meer dan de helft van de gevallen wordt Rendac als boosdoener aangewezen. De conclusie van de GGD: „Dit is in het algemeen een aantasting van het welbevinden van de bevolking.” En ook: „Doe er wat aan.”
Om aan alle gespeculeer een einde te maken, gaven de rijksoverheid en de provincie Friesland vorig jaar opdracht de eventuele risico’s tot ver achter de komma in kaart te brengen. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) nam die taak op zich, in samenwerking met onder meer ID-Lelystad, de Erasmus Universiteit Rotterdam en wetenschappers uit Groot-Brittannië en Duitsland. Donderdagavond was de presentatie van de bevindingen.
Wat blijkt? Rendac heeft zijn zaakjes goed voor elkaar. Meer dan 99 procent van de met bse smetstof is onschadelijk gemaakt nadat de destructor (bij 133 graden Celsius, onder 3 bar druk, gedurende 20 minuten) zijn werk heeft gedaan. „Misschien wel 99,9 procent”, aldus RIVM-onderzoeker dr. W. van der Poel. Van wat er toch nog aan bse-infectiviteit overblijft, belandt het grootste gedeelte in het eindproduct van Rendac: diermeel en vet. Dit spul verdwijnt in verbrandingsovens van energiecentrales en afvalverwerkers en is daarmee onschadelijk gemaakt.
Blijven er nog een paar mogelijke risicopunten over. Er kan sprake zijn van -extreem lage- concentraties bse-smetstof in het afvalwater, dat uiteindelijk in het Prinses Margrietkanaal wordt geloosd. Ook het slib van de waterzuiveringsinstallatie kan risicomateriaal bevatten, evenals afgevoerde en behandelde lucht en gassen uit het ketelhuis. Maar: „Er komt geen bse-smetstof uit de pijp van Rendac. Dat zijn dampen die ongevaarlijk zijn.”
Hoe gevaarlijk is nou de hoeveelheid bse-smetstof die wél in het milieu terecht kan komen? Van der Poel: „Dat ligt onder het in Nederland gehanteerde verwaarloosbaar niveau.” Heel wetenschappelijk allemaal, maar wat kan de ’gewone’ man daar nou mee? De onderzoeker heeft voorbeelden bij de hand. De kans op kanker door het roken van 1,4 sigaretten per jaar is groter dan een besmetting met bse -met de dodelijke hersenziekte Creutzfeld-Jakob tot gevolg- wanneer een persoon gedurende een heel jaar 2 liter onverdund afvalwater per dag zou drinken. Anders gezegd: Iemand die 2 liter onverdund afvalwater per dag drinkt, zal dat 1 miljard jaar moeten doen om 50 procent kans op infectie te hebben.
Wat het RIVM betreft, is de Rendac gezuiverd van alle verdachtmakingen. Wel is er een aantal factoren dat nadere aandacht verdient. Zo is er geen goed rampenplan aanwezig in het geval er bse-materiaal verloren dreigt te gaan tijdens het transport. Ook vindt het RIVM het enigszins vreemd dat al het diermeel in de oven moet, maar dat het slib uit de waterzuiveringsinstallatie ook gestort mag worden en zelfs als compost kan worden hergebruikt. „Hier zie je eigenlijk iets door de vingers”, aldus Van der Poel. „Het levert volgens ons geen gevaar op, maar omdat de bse-problematiek nog niet achter de rug is, zou de overheid er wel naar moeten kijken.”
Gedeputeerde A. Mulder van de provincie Friesland is tevreden over de uitkomsten. „Dit is een goede basis voor verdere doordenking. Er is een hoop duidelijkheid gekomen.” Ook algemeen directeur S. Beerendonk van Rendac is content. „Het RIVM herbevestigt wat wij al eerder door middel van eigen onderzoek hebben vastgesteld.”
Veehouder Wim Zonderland uit Bergum geeft toe dat de cijfers en resultaten een hoog wetenschappelijk gehalte hebben. „Maar ik heb er wel vertrouwen in. Het RIVM heeft er geen enkel belang bij de zaak te bedotten.” Ina Annema -„ik woon al 52 jaar onder de rook van Rendac”- zegt zich „nog nooit één minuut” zorgen te hebben gemaakt. „En ik hoop dat de rest van het dorp nu ook is gerustgesteld.”
Dat blijkt min of meer uit de vragenronde die na de presentatie volgt. Van der Poel blijft moeiteloos overeind. De Friese Milieufederatie pleit voor een tweede bijeenkomst, „omdat wij het rapport niet hebben kunnen bestuderen.” Die toezegging wordt gedaan.
GroenLinks-raadslid Louis Bakker -„bij oostenwind ruik ik Rendac”- vindt het goed dat er op deze manier op de onrust is gereageerd. „Niks mis mee.” Toch zal hij de vinger aan de pols houden. „Het verhaal heeft een aantal open einden. Hoe kan het dat slib mag worden gestort? En als het onder nieuwe EU-regels wel moet worden verbrand, is er dan genoeg capaciteit? Daar krijg ik geen antwoord op.” Ook de uitslag van het GGD-onderzoek zit hem niet lekker. „Laat ze eens kijken naar de klachten en ziektes om vervolgens uit te zoeken waar de oorsprong ligt. Mensen klagen toch niet zomaar meer dan elders? Nee, het boek Rendac is na vanavond begrijpelijker geworden, maar het is nog niet dicht.”