President Bush zwijgt over affaire-Rove
„Het is de Britse regering ter ore gekomen dat Saddam Hussein onlangs heeft geprobeerd aanzienlijke hoeveelheden uranium te kopen in Afrika.” Met deze zin in zijn State of the Union (regeringsverklaring) onderstreepte de Amerikaanse president George Bush begin 2003 de „nucleaire dreiging” die er uitging van het dictatoriale Iraakse regime van Saddam Hussein.
Het probleem met deze „nucleaire dreiging” was echter dat Washington begin 2003 al wist dat Saddam Hussein niet had geprobeerd om in Afrika uranium voor zijn kernwapens te kopen. Dat bleek namelijk uit een onderzoek van oud-ambassadeur Joseph Wilson. Die werd in het voorjaar van 2002 door Washington op onderzoek uitgestuurd. Hij meldde al snel dat de documenten die het ’bewijs’ vormden voor de beschuldiging tegen Saddam Hussein slechte vervalsingen waren.
Wilson meldde dat aan de CIA, met als gevolg dat de woorden „nucleaire dreiging” in oktober 2002 al uit een toespraak van president Bush geschrapt werden. Groot was dan ook Wilsons verrassing toen begin 2003 de beschuldiging in de State of the Union weer opdook, enkele maanden voor de Amerikaanse invasie van Irak. Werd er gemanipuleerd met informatie om de aanstaande invasie te rechtvaardigen?
De oud-ambassadeur meldde zijn bevindingen aan The New York Times, die zijn verhaal publiceerde. Het duurde niet lang voordat degenen die verantwoordelijk waren voor de onjuiste passage van Bush’ regeringsverklaring hun mea culpa uitspraken. Condoleezza Rice verklaarde dat het haar verantwoordelijkheid was geweest om de toespraak van de president op feiten te controleren. Er volgden geen sancties. Integendeel, nationaal veiligheidsadviseur Rice werd gepromoveerd tot minister van Buitenlandse Zaken toen Colin Powell opstapte.
Na Rice verklaarde haar plaatsvervanger Stephen Hadley dat hij eigenlijk verantwoordelijk was geweest voor de zinsnede die president Bush als leugenaar te kijk zette. Wederom geen gevolgen. Integendeel, Hadley werd gepromoveerd tot nationaal veiligheidsadviseur toen Rice Colin Powell opvolgde. „De loyale medewerkers die de president beschermden tegen de kritiek dat hij de wereld had misleid, werden beloond. De man die de misleiding aan de kaak stelde, werd echter gepakt”, aldus politiek analist Karlyn Bowman van de denktank Council on Foreign Relations. Kort na de onthulling van Wilson in The New York Times meldde columnist Robert Novak dat ambassadeur Wilson zijn Afrika-onderzoek had uitgevoerd op voorspraak van zijn vrouw Valerie Plame, die als geheim agent voor de CIA werkte.
De implicatie was duidelijk gezien, de animositeit tussen het Witte Huis en de CIA over de (omstreden) Irak-informatie. Als Wilson via een onderonsje bij de CIA op onderzoek was uitgestuurd, moest men niet al te veel waarde hechten aan zijn bevindingen. Feit is echter dat het volgens een Amerikaanse wet uit 1982 verboden is om de identiteit van een geheim agent van de CIA te onthullen. Wie had opdracht gegeven om Wilsons conclusies te ondermijnen door de CIA-identiteit van zijn vrouw te onthullen?
Van alle kanten werd aangedrongen op een onderzoek en in december 2003 kreeg Patrick Fitzgerald, federaal officier van justitie in Chicago, opdracht een onderzoek in te stellen. Fitzgerald vroeg verscheidene journalisten om informatie over hun bronnen voor hun Wilson-Plame-verhalen. Matthew Cooper van het weekblad Time en Judith Miller van The New York Times weigerden. Miller zit intussen voor vier maanden in de gevangenis wegens „minachting van het hof.”
Cooper kreeg op het laatste moment van zijn hoofdredacteur, Norman Pearlstine, opdracht om zijn informatie over te dragen aan Fitzgerald. Uit het desbetreffende materiaal en uit zijn daaropvolgende getuigenis bleek niet alleen dat Cooper over Valerie Plame heeft gesproken met Lewis Libby -hoofd van de staf van vice-president Dick Cheney-, maar ook met Karl Rove, plaatsvervangend stafchef in het Witte Huis en door velen beschouwd als het politieke brein achter president Bush.
Deze informatie bevestigt het vermoeden van oud-ambassadeur Wilson, die in z’n boek ”The Politics of Truth” schrijft dat de identiteit van zijn vrouw is onthuld door Karl Rove. Deze heeft dat altijd ontkend en Witte-Huiswoordvoerder Scott McClellan heeft tot nu toe altijd volgehouden dat Rove niets met de hele affaire te maken heeft gehad. Dat blijkt onjuist, gezien de inhoud van de aantekeningen plus getuigenis van Matthew Cooper.
Het kan nauwelijks verwondering wekken dat de Democratische oppositie bloed ruikt en roept om het aftreden van Karl Rove. Na alle speculaties van de laatste dagen zei president Bush woensdag dat hij niet van plan is zich te mengen in een affaire die momenteel wordt onderzocht. „Ik kan mij moeilijk over deze zaak uitspreken op basis van verhalen in pers en media”, aldus Bush.
Hij zei vorig jaar dat hij leden van zijn staf die bij de affaire betrokken bleken te zijn, zou ontslaan. Geldt dat ook voor Karl Rove? Bush ging daar woensdag niet op in. De Republikeinse Partij trekt inmiddels een verdedigingscordon rond Bush’ belangrijkste adviseur. Partijvoorzitter Ken Mehlman sprak woensdag van een „politieke heksenjacht” door de Democraten. Wordt vervolgd.