Hitler ontmaskerd als paranoïcus
Titel:
”Hitlers schutkleur. De oorsprong van zijn antisemitisme”
Auteur: Peter den Hertog
Uitgeverij: De Arbeiderspers, Amsterdam, 2005
ISBN 90 295 6248 X
Pagina’s: 264
Prijs: € 19,95. Wanneer werd Hitler een fanatieke antisemiet en wat was de diepere achtergrond van deze fatale ontwikkeling? Dat is de problematiek waarmee de historicus Peter den Hertog zich diepgaand heeft bezig gehouden. In zijn boek ”Hitlers schutkleur” doet hij daar verslag van.
Nu is Den Hertog bepaald niet de eerste die zich op dit thema heeft gestort. Over Hitler is al ongelooflijk veel gepubliceerd. De oudere Hitler-biografen herleiden zijn antisemitisme tot zijn Weense periode (1908-1913). Zelf spreekt hij daar in ”Mein Kampf” ook zo over.
In eerste instantie lijkt die verklaring aannemelijk. Wenen kende een grote joodse minderheid en als gevolg daarvan was de stad in het begin van de twintigste eeuw behoorlijk antisemitisch. Burgemeester Karl Lueger ging zijn burgers daarin voor.
Latere historici zien de periode vlak na de Eerste Wereldoorlog als beslissend voor Hitlers antisemitisme. In ieder geval geldt dat Hitler vanaf augustus 1919 als een felle antisemiet bekendstond. Hij was toen betrokken bij de voorlichting aan Duitse krijgsgevangenen die van het Oostfront waren teruggekeerd en verdacht werden van bolsjewistische sympathieën.
Joodse kennissen
De auteur gaat systematisch het beschikbare bronnenmateriaal en de verschillende Hitler-studies na. Over de Weense jaren, die volgens velen beslissend zouden zijn geweest voor het ontstaan van de antisemitische wereldbeschouwing van de latere Führer, zijn niet veel bronnen beschikbaar. Maar voorzover die er zijn, duiden ze er niet op dat de in armoede levende kunstschilder Adolf Hitler toen al een felle antisemiet is geworden.
Zo heeft hij in die tijd verschillende joodse kennissen. De joodse dokter die zijn aan kanker overleden moeder behandeld heeft, stuurt hij vanuit Wenen ansichtkaarten met vriendelijke teksten.
Volgens Den Hertog is Hitlers rabiate antisemitisme later ontstaan. Ook niet meteen in 1918 na de ineenstorting van het Duitse keizerrijk, maar waarschijnlijk na de omverwerping van de Beierse radenrepubliek, die geleid werd door de jood Kurt Eisner. Een communistisch experiment waaraan ook Hitler zijdelings had deelgenomen!
Paranoia
De volgende vraag die de auteur aan de orde stelt is waarom Hitlers antisemitisme zulke extreme vormen aannam. Jodenhaters waren in Duitsland en Oostenrijk talrijk, maar waarom werd Hitler zo’n bezeten jodenhater? Waarom wilde hij heel het jodendom uitroeien?
Den Hertog signaleert hoe een tijd lang in linkse kring neofreudiaanse interpretaties van de geschiedenis gangbaar waren. Zo werd Hitlers vergaande antisemitisme verklaard uit een negatieve relatie met zijn moeder.
Bij Den Hertog is echter paranoia, ziekelijke achterdocht, de verklarende psychologische factor. Hij signaleert dat Hitler ook in andere opzichten zeer wantrouwend was. Bijvoorbeeld ten opzichte van zijn generaals. Hij was ook zeer bevreesd dat men hem zou vergiftigen. Daarentegen was hij aan het eind van zijn leven, toen de Russen Berlijn veroverden, benauwd dat de gifcapsules die men hem gegeven had niet dodelijk zouden zijn.
Hitler was in de ban van een complotdenken. Zo was er volgens hem sprake van een wereldwijde joodse samenzwering. De joden streefden naar de wereldheerschappij en dat zowel langs de weg van het bolsjewisme als door hun invloed op leidende politici in democratische landen.
Tegenover dat joodse gevaar dat de mensheid bedreigde, paste slechts meedogenloos optreden. Alleen door de joden uit te roeien, kon het joodse probleem definitief opgelost worden. ”Die Endlösung der Judenfrage” zag Hitler als zijn historische plicht.
Beslissende rol
Uiteraard zal met de studie van Den Hertog het laatste woord over Hitler niet gezegd zijn. In ieder geval geeft hij een heldere analyse van het beschikbare bronnenmateriaal. Hitler was psychisch gestoord. Het na de verloren wereldoorlog oplevende antisemitisme bood een schutkleur voor zijn paranoïde ideeën. Het Duitse volk was op drift geraakt en de joden werden daar het eerste slachtoffer van.
De meest absurde beschuldigingen tegen het joodse volk waren in die tijd voor veel Duitsers geloofwaardig. Een eeuwenoud, vaak religieus geladen antisemitisme, een diepe nationale gekwetstheid door het dictaat van Versailles en de maatschappelijke uitzichtloosheid als gevolg van de wereldcrisis, kwamen na 1918 bij elkaar onder leiding van een gestoorde.
Er zijn hele beschouwingen te wijden aan de vraag in hoeverre individuen een beslissende rol spelen in de wereldgeschiedenis. Was zonder Lenin de bolsjewistische revolutie niet geslaagd of had een ander dan de leiding genomen met vrijwel hetzelfde resultaat? Had Engeland zonder Churchill de strijd tegen Hitler-Duitsland kunnen volhouden? Was zonder Gorbatsjov het IJzeren Gordijn niet gevallen of had het hoogstens een paar jaar langer geduurd? Dergelijke vragen roepen veel discussie op.
In het geval van Hitler kun je waarschijnlijk wel zeggen dat er geen Duizendjarig Rijk totstandgekomen was als hij in de Eerste Wereldoorlog aan het westelijk front gesneuveld was. Het heeft niet zo mogen zijn, zo ben je dan geneigd te denken. Gods voorzienigheid gaat over alle dingen, ook al kunnen wij dat niet doorgronden.