De reden is dat papa zo veel te doen heeft
Titel:
”Kind van de toekomst. De wondere wereld van Otto van Eck (1780-1798)”
Auteur: Arianne Baggerman en Rudolf Dekker
Uitgeverij: Wereldbibliotheek, Amsterdam 2005
ISBN 90 284 2083 5
Pagina’s: 624
Prijs: € 27,50. Met een stapel rafelige schriftjes vol aantekeningen als vertrekpunt schreven de historici Arianne Baggerman en Rudolf Dekker een boek over de wondere wereld van regentenzoontje Otto van Eck. Het resultaat: een fascinerende studie die niet blijft steken op het niveau van microhistorie.
„Vandaag zijn wij met het slechte weer niet te kerk geweest, maar thuis heb ik een preek voorgelezen. Ik moet bekennen dat ik er eerst niet zeer gewillig aan begon.” Zomaar een losse aantekening uit het dagboek van Otto van Eck (1780-1798). Wanneer het gezin Van Eck, door ziekte of slecht weer niet naar de kerk kon gaan, werd Otto opgedragen zijn ouders voor te lezen uit een van de prekenbundels. Het preeklezen behoorde niet tot Otto’s favoriete bezigheden. Soms viel het echter mee, zoals die keer dat hij een preek voorlas „over de erfzonde.” De familie kreeg bezoek, „waarmede ik wel blijde was, want ik begreep niet veel van ’tgeen ik las”, zo schrijft Otto.
Op tienjarige leeftijd begon Otto van Eck met het bijhouden van een dagboek. Hij deed dat niet op eigen initiatief, maar in opdracht van zijn vader en moeder. Het hoorde helemaal bij zijn verlichte opvoeding, geïnspireerd door het zogenaamde filantropijnse gedachtegoed. Volgens de door Rousseau beïnvloedde filantropijnen moest het lesprogramma van kinderen strak georganiseerd zijn. Natuuronderwijs, het lezen van verantwoorde boeken en handvaardigheid waren vaste onderdelen van het onderwijs.
Geweten
Een van de centrale doelstellingen van de verlichte opvoeding was de vorming van het geweten van de kinderen. Het woord ”geweten” -Otto’s moeder sprak van ”het mannetje van binnen”- had hier geen religieuze lading, maar werd geassocieerd met burgerlijke deugden. Het schrijven van een dagboek kon helpen bij de vorming van het geweten. Niet alleen leerden de kinderen zichzelf kennen, het gaf de ouders de kans de gemoedsbewegingen van hun kinderen in de gaten te houden, en bij te sturen wanneer dat nodig was.
Ook Otto’s dagboek was publiek terrein. Zijn vader en moeder lazen met hem mee, en voorzagen zijn schrijfsels regelmatig van hun commentaar.
Op allerlei manieren probeerde Otto onder het gedwongen dagboekschrijven uit te komen. Zo schreef hij regelmatig dat er „niets merkwaardigs voorgevallen” was. Soms was dat maar een halve waarheid, zo blijkt uit zijn eigen toevoeging: „maar mama zegt dat het ook wel een weinig uit verzuim was.”
Het dagboek vormde voor Otto een prachtig middel om zijn verlangens op subtiele wijze aan zijn ouders duidelijk te maken. Toen zijn vader in de zomer van 1796 vaak van huis was, tekende Otto in zijn dagregister op dat hij nog nooit „zulk een nare en onplaizierige zomer” had gehad. „Misschien is de reden hiervan dat papa zo veel te doen heeft en zich nooit met mij kan ophouden of hier en daar eens met mij na toe gaan.”
Inenten
Het boek van Baggerman en Dekker past binnen de huidige trend in de geschiedwetenschap, waarbij egodocumenten als brieven, dagboeken en reisverhalen worden gebruikt om levens van gewone mensen te reconstrueren en te beschrijven. Het gevaar van dergelijke studies is dat ze al snel blijven steken op het niveau van de microhistorie.
De auteurs van ”Kind van de toekomst” gaan echter duidelijk een stap verder. Ze plaatsen Otto en zijn familie in het bredere kader van de ontwikkelingen van de late achttiende eeuw, waarbij het dagboek van Otto vaak een opstap is tot het beschrijven van veel grotere thema’s. Dit levert een prachtig boek op over een onderbelichte periode uit de Nederlandse geschiedenis.
Baggerman en Dekker schrijven onder andere uitvoerig over de opvoeding van kinderen, de vernieuwing op het gebied van geneeskunde en het geloof in de maakbaarheid van mens en maatschappij.
Een belangrijke medische ontwikkeling was de inoculatie of inenting. In Nederland werd verdeeld gereageerd, inentingen waren namelijk riskant. Volgens de auteurs van ”Kind van de toekomst” was de keuze voor of tegen inenting een „deel van de lakmoesproef die bepaalde wie modern was en wie niet.”
Ook de ouders van Otto van Eck kregen te maken met de vraag of zij hun kinderen nu wel of niet moesten laten inenten tegen de pokken. Otto en zijn zusje Cootje werden ingeënt, het jongere zusje Annemietje werd, op aanraden van de dokter, niet gevaccineerd. Otto en Cootje knapten snel op, Annemietje werd getroffen door de ”natuurlijke kinderziekte” en overleed.
Het overlijden stelde Otto’s vader voor een modern probleem. Was hij, nu hij zelf besloten had zijn dochter niet te laten inenten, verantwoordelijk voor haar dood?
Horloge verloren
De revolutiejaren in Nederland en Frankrijk komen in het boek uitvoerig aan bod. Verschillende familieleden van Otto van Eck speelden in de jaren negentig van de achttiende eeuw een belangrijke rol in de Nederlandse politiek. Vader Lambert van Eck leidde de fluwelen revolutie in Den Haag en bekleedde diverse politieke functies, oom Pieter Paulus was de eerste voorzitter van de Nationale Vergadering.
Een gouden toekomst leek voor de familie in het verschiet te liggen, maar het liep allemaal heel anders. Pieter Paulus overleed korte tijd nadat hij de voorzittershamer ter hand had genomen en Otto’s vader kwam in 1798 in de gevangenis terecht na de staatsgreep in januari van dat jaar.
De brede aanpak van de auteurs brengt -onbedoeld- wel een gevaar met zich mee. De lezer kan in Otto van Eck al snel een bijzonder jongetje gaan zien. Het tegendeel is echter waar. Otto kreeg dan wel een verlichte opvoeding, zijn dagboekje is en blijft een rafelig schriftje vol kinderaantekeningen. Hieruit valt weliswaar veel af te leiden over de opvoeding van kinderen, het dagelijks leven in de achttiende eeuw of over de internationale politiek, het dagboek van Otto wordt echter voornamelijk bevolkt door lokale beroemdheden als zijn ouders, broer, zussen, het huispersoneel, zijn geit, een paard, tortelduiven en konijnen.
In dit verband is het bijzonder treffend dat op de dag dat het bericht van de terechtstelling van Lodewijk XVI huize Van Eck bereikte, Otto andere zorgen aan zijn hoofd had: hij was zijn horloge verloren.
Otto van Eck zou in de ogen van zijn ouders, een volmaakte negentiende-eeuwer moeten worden met een modern geweten. Otto zou de nieuwe eeuw echter nooit binnentreden. In maart 1798 overleed hij aan tuberculose en werd als een van de eersten begraven op de begraafplaats ”Ter Navolging” in de duinen bij Scheveningen.
Het pleidooi van de verlichte elite om de doden niet meer in de kerken maar buiten de steden te begraven, had in 1777 geresulteerd in de oprichting van deze buitenbegraafplaats. Zo kreeg Otto van Eck niet alleen een verlichte opvoeding, maar was ook zijn begrafenis een symbool van de nieuwe tijd.