Bijbeltaal en volkstaal
Titel:
”Leeg en ijdel”, red. Nicoline van der Sijs
Uitgeverij: SDU, Den Haag, 2005
ISBN 90 12 10740 7
Pagina’s: 203
Prijs: € 20,-. In oktober 2004 verscheen de Nieuwe Bijbel Vertaling (NBV). Die gebeurtenis was de aanleiding tot de publicatie van het boek ”Leeg en ijdel”, dat uit een tiental artikelen bestaat. Alle medewerkers en hun bijdragen opsommen zou misschien wat saai worden. Over het geheel genomen kunnen we zeggen dat deze opstellen met grote deskundigheid zijn geschreven. En dat ze alle betrekking hebben op de relatie tussen de taal van de Bijbel en de Nederlandse taal.
Terecht wordt in het ”Voorwoord” (zo’n germanisme zouden we hier zéker niet verwacht hebben!) opgemerkt dat tal van uitdrukkingen en zegswijzen uit het verleden niet meer in de NBV voorkomen. Daarom is het te waarderen dat op deze wijze sporen worden blootgelegd die ons in bijbelvertalingen zijn nagelaten.
Vrij uitvoerig wordt ingegaan op vragen als: Welke woorden en uitdrukkingen zijn aan bijbelvertalingen ontleend? Zal de NBV nieuwe spreekwoordelijke uitdrukkingen opleveren? Heeft de Statenvertaling invloed gehad op de vorming van de Nederlandse taal? Enzovoort.
In het boek wordt uitgegaan van het Nederlands taalgebruik, niet van de verschillende bijbelvertalingen. Het blijft de vraag of de vertalingen invloed hebben gehad op de taalvorming.
Het spreekt bijna vanzelf dat je in een dergelijke bundel door het ene opstel meer wordt geboeid dan door het andere. Zo nam ik met veel interesse kennis van hoofdstuk 2, waarin Nicoline van der Sijs schrijft over ”De invloed van de Staten-Vertaling op de vorming van de Nederlandse standaardtaal.”
Ik heb altijd gedacht dat die invloed vrij groot was, maar in het licht van dit artikel zal ik die mening moeten herzien. Voorheen waren er in ons taalgebied alleen maar streektalen, maar kort vóór de verschijning van de Statenvertaling was er reeds de tendens naar een overkoepelende taal, een soort ABN. De Statenvertalers hebben zich -binnen de gegeven speelruimte- daaraan zo veel mogelijk aangepast. Gebruikgemaakt dus van het toen moderne Nederlands. Ze waren derhalve eerder trendvolgers dan trendsetters!
Als ik nog een paar thema’s mag noemen, dan wijs ik op de hoofdstukken 8 en 9, waarin ”Taal en religie in hedendaags Nederland” en ”De verschillen tussen rooms-katholieke en protestantse benamingen” besproken worden. Wat we al konden vermoeden wordt hier aangetoond: protestanten hebben meer kennis van de Bijbel en van bijbelse uitdrukkingen dan rooms-katholieken. Die kennis is onder ouderen weer groter dan onder jongeren.
De conclusie lijkt gewettigd dat secularisatie en oecumene gevolgen hebben, ook voor de Nederlandse woordenschat. Men hoeft het niet in alle details met de auteurs eens te zijn om op te merken dat ze in betrekkelijk kort bestek ons veel waardevol materiaal hebben aangereikt.