Kapotte plantage wordt wankele natie
Titel:
”Een vlek op de rug”
Auteur: J. van de Walle
Uitgeverij: Conserve, Schoorl, 2001
ISBN 90 5429 153 2
Pagina’s: 257
Prijs: € 20,42; Titel: ”Facing up to the past. Perspectives on the Commemoration of Slavery from Africa, the Americas and Europe”
redactie en samenstelling Gert Oostindie
Uitgeverij: Ian Randle Publishers, Jamaica, 2001
ISBN 976 637 055 9
Pagina’s: 149
Prijs: € 22,50
Titel: ”Kapotte plantage. Een Hollander in Suriname”
Auteur: John Jansen van Galen
Uitgeverij: Contact, Amsterdam, 2001
ISBN 90 254 1552 0
Pagina’s: 415
Prijs: € 27,18.
„Ja mijn vriend, ik leef hier als een vorst.” Dit schrijft Paul François Roos in ”Schets van het Plantaadjeleven”. Het typeert het royale leven van plantage-eigenaars in Suriname. De vraag is ten koste van wat en van wie. Van de Voetenbooi die met schenken bezig is.
”Een vlek op de rug” is een roman over de slavernij en het is afkomstig uit het fonds van uitgeverij Conserve, waarin ook het werk van Cynthia McLeod verschijnt, de dochter van Surinames eerste president Ferrier. Het is geen afschrikwekkend boek en evenmin een aanklacht. Het boek laat eerder op subtiele wijze zien hoe riant de welgestelden het in de 19e eeuw in Suriname hadden. Niet alleen ten koste van slaven en zwarten, maar ook ten koste van de eigen menselijke zelfwaarde en persoonlijkheid.
Johan van de Walle (1912-2000) bedoelt het symbolisch, die vlek op de rug. In werkelijkheid was de vlek het eerste symptoom van boassie, het Surinaamse woord voor melaatsheid. Als je in de vlek kon prikken met een speld zonder iets te voelen, was dat het teken van naderend onheil. Kennelijk had de schrijver wat te prikken. In 1945 publiceerde hij een kritisch rapport over de sociaal-culturele omstandigheden in Suriname, wat hem door zowel de Surinaamse als de Nederlandse overheid niet in dank werd afgenomen.
Van de Walle identificeert zich als het ware met de hoofdpersoon Achilles van der Maas door in de ikvorm te schrijven. De blanke jongeman gedraagt zich in de West overeenkomstig de normen en waarden van zijn tijd en juist dat levert hem die plek op de rug op. Hij kwam kersvers uit Nederland om het beheer over een plantage te krijgen. Van de Walle plaatst Achilles binnen de blanke gemeenschap tussen de zwarten en de kleurlingen. Het is een hard leven in een meedogenloos land. Tegelijk komt een brok koloniale geschiedenis tot leven, zoals dat ook in de boeken van McLeod tevoorschijn treedt.
Vrijheid
Het boek eindigt en begint met de afschaffing van de slavernij in 1863. Achilles en zijn zoon zien vier dronken negers over straat waggelen en vragen zich af wat vrijheid eigenlijk is. Achilles meent dat het een soort verbod is om anderen te kwellen, maar zijn zoon vindt dat het een recht is om dronken te kunnen zijn. Wat is vrijheid eigenlijk? Van de Walle wil duidelijk maken dat degene die meedoet aan een verkeerd systeem, zal ervaren dat ook al is de boassie-plek ongevoelig, de drager toch voor het leven is getekend met de vlek op de rug.
Zoals Achilles is getekend met de vlek op de rug, zo is ook Nederland getekend vanwege betrokkenheid bij de slavenhandel. Zeeuwse en Hollandse ondernemers kregen in de 17e eeuw de smaak van de transatlantische slavencommercie flink te pakken. Morele bezwaren werden ondergeschikt gemaakt aan de beoogde winsten. Tussen 1600 en het begin van de 18e eeuw transporteerden zij honderdduizenden Afrikanen naar de Nieuwe Wereld, vooral naar Suriname, Curaçao en de overige Antilliaanse eilanden. Het duurde tot 1863 voordat de Nederlandse regering de slavernij in de koloniën afschafte.
Over de Nederlandse expansie is veel geschreven. In 2000 publiceerde professor dr. Emmer een boek over Nederland en de slavenhandel. Ook hoogleraar dr. Gert Oostindie heeft het nodige over dit onderwerp op zijn naam staan. In ”Knellende Koninkrijksbanden. Het Nederlandse dekolonisatiebeleid in de Caraïben, 1940-2000” gaf hij in 2001 een weergave van het Nederlandse dekolonisatiebeleid. In 1999 ging de aandacht uit naar ”Het verleden onder ogen. Herdenking van de slavernij” ook uitgegeven onder redactie van Oostindie. In aanwezigheid van hoge gasten werd de ’verantwoordelijkheid’ van Nederland nog eens onderstreept. Besloten werd onder meer om het Nationaal Monument Slavernijverleden op te richten dat op 1 juli dit jaar in het Oosterpark in Amsterdam zal worden onthuld.
Mauritius
Een half jaar geleden verscheen onder redactie van Oostindie ”Facing Up to the Past. Perspectives on the Commemoration of Slavery from Africa, the Americas and Europe”. Behalve een inleiding van Oostindie geven tweeëntwintig prominente personen uit Afrika, Amerika en Europa hun visie op de geschiedenis en de herdenking van de slavernij. Het is een gereviseerde versie van ”Het verleden onder ogen”. „Vrijheid”, zo schrijft voormalig Zuid-Afrikaans ambassadeur in Nederland Carl Niehaus in de bundel, „is geen natuurlijke verworvenheid van een samenleving. Het is een kans en een mogelijkheid. Het vraagt continue onderhoud. Vrijheid moet worden geleerd. Eeuwen van oosterse filosofieën hebben dat bijgedragen: vrijheid is de moeilijk verdiende vrucht van een lange en harde scholing. Nee, vrijheid valt niet zomaar uit de lucht. Het is voorbereid in tijden van slavernij.”
Dit jaar staan in Nederland diverse evenementen op stapel vanwege het feit dat in 1602 de Verenigde Oost-Indische Compagnie werd opgericht. Nigel Worden verwijst in dit kader naar de slavenposten die de VOC op weg naar het Verre Oosten in Zuid-Afrika en op St. Mauritius oprichtte. In 1998 vierde St. Mauritius het feit dat de Nederlandse zeevarende mogendheid het in 1598 ’ontdekte’. Dat feest kreeg de nodige kritiek, want moet dit gegeven dan luister worden bijgezet? Nigel Worden vraagt zich sceptisch af of er bij al die de activiteiten rond 400 jaar VOC ook aandacht is voor de Kaap en Mauritius.
Wankele natie
Dat een dekolonisatie niet altijd tot een succesvolle dochteronderneming leidt, beschrijft John Jansen van Galen in zijn portret waarin hij een kwarteeuw Surinaamse geschiedenis in beeld brengt. Het Hollandse wingewest is uiteindelijk een wankele natie geworden. Uitgeverij Contact geeft een beter verzorgde druk uit van ”Kapotte plantage” met een andere ondertitel (”Een Hollander in Suriname”). In een nieuw slothoofdstuk maakt Jansen van Galen de balans op van de ontwikkeling sedert de verschijning van het boek in 1995. Zo meent hij dat Nederland Suriname te gauw afschrijft, „in een democratisch ongeduld dat een jong land de tijd niet gunt volwassen te worden.” Toen Nederland het overdroeg aan de ingezetenen was Suriname een kapotte plantage. Na 25 jaar moet je zeggen dat het door diepe dalen een natie is geworden. Zij het een zeer problematische.”