Cultuur & boeken

Boeren en bouwvakkers bouwen gemeente

Titel:

J. H. van Doleweerd
22 May 2002 07:33Gewijzigd op 13 November 2020 23:35

”Bouwvakkers en boeren. Een bijdrage in het gesprek over de opbouw van de gemeente”
Auteur: Bernard Luttikhuis
Uitgeverij: Boekencentrum, Zoetermeer, 2002
ISBN 90 239 0986 2
Pagina’s: 228
Prijs: € 15,90. Het onderscheid tussen de rechterflank van de Gereformeerde Kerken in Nederland en van de Nederlandse Hervormde Kerk moet vooral worden gezocht op het praktische vlak. Niet over wat de kerk verkondigt, maar over hoe zij dat doet, ontstaan de meeste verschillen. Zo was het al bij Kuyper en Hoedemaker. Zij gingen uiteindelijk uiteen vanwege een verschil in visie over het planmatig handelen in de opbouw van kerk en gemeente. Deze en andere gedachten werkt dr. Bernard Luttikhuis, hervormd predikant te Haarlem, uit in het boek ”Bouwvakkers en boeren”. Het wil een bijdrage zijn aan het gesprek over de opbouw van de gemeente.

Jezus Christus bouwt Zijn gemeente. Het initiatief ligt aan Gods kant. Toch moet er ook duidelijkheid worden geschapen over de rol van de mens. Voor Luttikhuis is gemeenteopbouw „het in de geest van Christus doelgericht en mensgericht handelen ten dienste van het samenkomen, gestalte krijgen en gezonden worden van Zijn gemeente van broeders en zusters.”

God maakt in zijn handelen ruimte voor mensen en mensen maken in hun handelen ruimte voor God. De schrijver gebruikt twee bijbelse kernwoorden om dit te motiveren: groeien en bouwen. Groeien is meer van God uit en in bouwen komt het aspect van de menselijke medewerking tot uitdrukking.

Als boeren en bouwvakkers bouwen we samen aan de gemeente, in de Geest van Christus. Deze houding wordt gekenmerkt door godsvertrouwen, navolging en verwachting. Op het bijbelse woord voor (op)bouwen (oikodomeoo) legt de schrijver alle nadruk.

Bucer
Uitgebreid staat Luttikhuis stil bij de ambtsopvatting van Bucer. Hij stelt vragen bij de effectiviteit van wat hij noemt „bloeiende bezoekjescultuur.” Bij deze reformator meent hij steun te vinden voor een ambtsopvatting die wordt gekenmerkt door verantwoordelijkheid dragen voor de opbouw van de gemeente.

Enerzijds zet de auteur zich af tegen hen die het ambt laten samenvallen met de gave; anderzijds tegen degenen die het ambt vereenzelvigen met opzicht en toezicht. Aan het eind van zijn boek probeert Luttikhuis een midden te vinden tussen een sociaal-wetenschappelijke en een bijbels-theologische benadering van gemeenteopbouw. Hij gaat dan in debat met twee praktische theologen: J. Hendriks en M. den Dulk.

De hoofdstukken in dit boek zijn verschillend van karakter en stijl. De lezer komt historische bijdragen tegen, zoals over Kuyper en Hoedemaker; exegetische uiteenzettingen, bijvoorbeeld over het bijbelse woord voor opbouwen; bijdragen over de praktijk van de ambten; en academische debatten, waarin de schrijver in gesprek gaat met hedendaagse theologen. Niet altijd is een logisch verband te ontdekken. Tot en met het laatste hoofdstuk worden nieuwe gezichtspunten toegevoegd.

Het boek kenmerkt zich door de uitwerking van deelaspecten, die aan deze bijdrage een zekere eenzijdigheid geven. Zo zijn er wel meer scheuringen geweest dan de Doleantie. Zou de conclusie die Luttikhuis trekt als het gaat om het verschil tussen Kuyper en Hoedemaker, opgaan voor elke afscheiding?

De Bijbel gebruikt in het kader van het gemeentezijn ook meer woorden dan alleen het kernwoord opbouwen. Waarom geen aandacht voor de woorden verkondiging (kerygma) en gemeenschap (koinoonia)?

Voor wat betreft de ambtsopvatting zet dr. Luttikhuis alles op de kaart Bucer. Maar verwaarloost hij dan niet de accenten die andere reformatoren hebben gelegd, zoals Calvijn -opzicht en tucht- en Luther - het priesterschap van de gelovigen? Ook in het academische debat dat de schrijver voert, komen slechts enkele actuele stemmen aan de orde. Een reformatorische benadering als die van A. Noordegraaf bijvoorbeeld laat hij geheel liggen.

Gevallen mensen
De schrijver verbindt gemeenteopbouw aan doelgericht en mensgericht handelen ten dienste van het samenkomen. Maar wat is het doel van het samenkomen en van het elkaar opbouwen in de gemeente? Gaat het er niet om dat wij allen zullen komen tot de eenheid van het geloof en volle kennis van de Zoon van God (Efeze 4)?

Ik kan de gemeente slechts zien in het licht van Gods bemoeienis met gevallen mensen. Daarom kan ik over haar niet nadenken zonder te zien op Christus en Zijn heilswerk. Het is jammer dat de schrijver deze zaken niet expliciet in zijn visie op gemeenteopbouw heeft verwerkt. Zijn bijdrage in het gesprek zou daarmee veel aan diepgang hebben gewonnen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer