Heftige debatten over Herman
Titel:
”Biotechnologie en de dialoog der doven. Dertig jaar genetische modificatie in Nederland”
Auteur: B. C. J. Zoeteman, M. Berendsen en P. Kuyper; uitgave van de Cogem, Bilthoven, 2005
ISBN 90 809 7531 1
Pagina’s: 120
Prijs: De jubileumuitgave is kosteloos verkrijgbaar bij de Cogem (info@cogem.net). Wie heeft het thuis wel eens over biotechnologie? Bijna niemand meer. Dat was tien jaar geleden heel anders. Toen laaiden de gemoederen hoog op. Aanleiding was stier Herman, het eerste genetisch gemanipuleerde landbouwhuisdier ter wereld.
Genetische modificatie, of manipulatie, is dan al niet nieuw meer. Genetisch gemodificeerde muizen luiden begin jaren tachtig het tijdperk in van genetisch veranderde dieren. Zolang die aanpassing van beesten zich in laboratoria afspeelt buiten het zicht van de massa, is deze toepassing alleen omstreden bij een kleine groep ingewijden en ethici.
Wanneer echter stier Herman in 1996 ter wereld komt, krijgt genetische modificatie een gezicht. „Voor het eerst ziet het grote publiek de grensoverschrijdende mogelijkheden van biotechnologie”, vermeldt het jubileumboek ”Biotechnologie en de dialoog der doven”. Dat is half juni gepresenteerd ter gelegenheid van het dertigjarig bestaan van de Commissie Genetische Modificatie (Cogem).
Herman is zo aangepast dat zijn dochters het ontstekingsremmende humane lactoferine in hun melk produceren. De Dierenbescherming zoekt direct de publiciteit en de discussie over de onwenselijkheid van genetische modificatie en de maakbaarheid van dieren brandt los.
Dierenwelzijn is in die tijd een belangrijk argument in het debat over gentech. Wie kijkt welke argumenten de afgelopen 35 jaar -biotechnologie dateert van begin jaren zeventig- een voorname rol hebben gespeeld, ziet dat deze in de loop der jaren maar weinig zijn veranderd.
Wel is het zo dat nu eens dit, dan weer dat argument de aandacht trekt. In de jaren zeventig overheerst vooral de angst voor ziektes als gevolg van genetische manipulatie. Het decennium daarop spelen milieurisico’s een belangrijke rol. Gevaar voor de volksgezondheid is het voornaamste argument in de jaren negentig. „De discussie in de maatschappij over genetische modificatie blijkt de afgelopen decennia het karakter te hebben van een veenbrand: immer voortsluimerend en plotseling sterk oplaaiend bij nieuwe, grensverleggende ontwikkelingen of confronterende toepassingen.”
Wantrouwen
Niet alleen stier Herman, maar ook genetisch gemanipuleerde gewassen wakkeren de discussie in de jaren negentig aan. Het feit dat aangepaste voedselproducten in de schappen van de supermarkt liggen terwijl de consument daarover vooraf nauwelijks is geïnformeerd, versterkt het wantrouwen van de burger. Niet alleen in Nederland, maar in heel Europa spreken klanten zich massaal uit tegen genetisch gemodificeerd eten. „Frankensteinvoedsel”, noemt de Britse kroonprins Charles dat in die tijd.
Pogingen door wetenschappers, ondernemers en overheid om aan te tonen dat de veiligheid is gewaarborgd, lopen op niets uit. Genetisch veranderde producten verdwijnen daarop uit de schappen. De EU verbiedt de teelt en toelating van aangepaste gewassen. Dit moratorium wordt pas opgeheven nadat wetgeving op het gebied van etikettering en traceerbaarheid in 2003 de keuzevrijheid van de consument garandeert.
Rommelen met dieren en planten valt niet in de smaak bij het publiek. Heel anders is dat wanneer biotechnologische technieken de gezondheid van de mens gaan dienen. Dan neemt de weerstand van het publiek af. Naarmate de kennis van het menselijke genenstelsel toeneemt, ontstaat het gevoel dat voor veel ziekten een oplossing in zicht is. Publiek en patiëntenverenigingen reageren vanaf begin jaren negentig enthousiast.
Het injecteren van genetisch gemodificeerde virussen in mensen (gentherapie) met als doel een gen te repareren, wordt door velen als een grootse ontwikkeling gezien. Zelfs wanneer ernstige bijwerkingen bij zeer jonge patiëntjes optreden, blijft de techniek onomstreden. De toezegging van artsen dat ze de zaak grondig zullen onderzoeken, is voldoende om het publiek gerust te stellen.
Dertig jaar discussie heeft er niet toe kunnen leiden dat het debat over genetische modificatie is beslecht, concluderen de schrijvers van ”Biotechnologie en de dialoog der doven”. Ze verwachten ook niet dat hierin op zeer korte termijn verandering komt. Er kondigen zich tal van nieuwe, beladen ontwikkelingen aan. Een voorbeeld daarvan is xenotransplantatie, waarbij dieren gemodificeerd worden om als orgaandonor te fungeren.
In Europa is deze techniek verboden, maar de producten zullen binnen afzienbare tijd de Europese en dus ook de Nederlandse markt bereiken. Dit betekent dat politiek, wetenschap en burgers geconfronteerd zullen blijven met maatschappelijk beladen ontwikkelingen, aldus de auteurs. Ze denken dat het debat daarom voorlopig nog doorgaat, wat betekent dat een aantal van de argumenten die momenteel minder actueel zijn in de toekomst weer op kunnen spelen.
Maakbaarheid
Het boek ”Biotechnologie en de dialoog der doven” besteedt weinig aandacht aan religieuze argumenten. Daarmee doen de auteurs recht aan de historische werkelijkheid, want die speelden in het openbare debat over genetische modificatie nauwelijks een rol. Er waren wel mensen die de onwenselijkheid van de maakbaarheid van mens en dier aan de orde stelden, maar echt voet aan de grond kregen godsdienstige argumenten nooit.
Begin jaren tachtig bijvoorbeeld wordt als fundamenteel bezwaar tegen biotechnologie ingebracht dat het doorbreken van soortbarrières niet mag. Nieuwe soorten maken „zou uit religieuze overwegingen verwerpelijk kunnen zijn, omdat dit wordt gezien als het eigenmachtig ingrijpen in de orde van de goddelijke schepping.” Die redenering wordt door een van overheidswege ingestelde DNA-commissie snel van tafel geveegd, omdat ook in de natuur via het evolutieproces nieuwe soorten ontstaan.
Prof. dr. ir. H. Jochemsen van het Instituut voor Cultuur Ethiek bevestigde halverwege juni op een conferentie over biotechnologie dat levensbeschouwelijke argumenten veelal onder de oppervlakte zijn gebleven. Ze speelden slechts op een verkapte manier mee in het debat over gentech en werden niet openlijk geuit. Dat vertroebelde de discussie. Jochemsen pleitte er daarom voor godsdienstige argumenten voluit te benoemen en te gebruiken. Want „als religie niet aan de orde mag komen in het debat, dan voeren we een schijndiscussie.”
De auteurs van ”Biotechnologie en de dialoog der doven” hebben het dertigjarig bestaan van de Cogem aangegrepen om terug te kijken naar het verleden en om het maatschappelijk debat te analyseren dat nu drie decennia rond genetische modificatie woedt. Het grootste gedeelte van hun boek behandelt de ontstaansgeschiedenis van de commissie, de personen die daarbij een rol speelden en de politieke besluitvorming rondom de instelling van de Cogem en haar voorlopers. Beetje saaie kost voor niet-direct betrokkenen.
Door de vele aandacht voor politiek en wetenschap sneeuwt het publiek een beetje onder. Om het boek aantrekkelijker te maken, hadden meer anekdotes van buiten de politieke arena en de Cogem, zoals smeuïge verslagen van publieksdebatten of sfeervolle reportages van proeftuinvernielingen, niet misstaan.