Cel geëist na duw met dodelijke afloop
Tegen de 30-jarige A. D. uit Soest is woensdag bij de Utrechtse rechtbank negen maanden gevangenisstraf geëist voor een duw met fatale afloop op het perron van station Den Dolder. Een vriend van de verdachte viel door de duw van het perron en werd overreden door een voorbijrazende intercity.
„Tragisch en zinloos”, zo noemde officier van justitie mr. E. Lodder de dood van het slachtoffer, een 46-jarige man uit Soest, op 21 maart. Hoewel voor Lodder vaststond dat de verdachte zijn vriend niet met opzet van het perron had geduwd, hield ze hem wel verantwoordelijk voor diens overlijden. Ze verweet D. dood door schuld.
Volgens de verdachte had hij het slachtoffer tijdens de stoeipartij een duw gegeven en verloor de man vervolgens zijn evenwicht. „Hij gaf mij een duw, ik gaf hem een duw, en toen viel hij achterover van het perron”, aldus de Soester.
De twee vrienden hadden ’s avond een restaurant en een kroeg bezocht. Daarbij was flink gedronken. Uit onderzoek blijkt later dat het slachtoffer 2,16 promille alcohol in zijn bloed had en de verdachte 1,9 promille.
De man had nog geprobeerd zijn vriend te helpen nadat deze op het spoor was gevallen, zo bevestigden de machinist en de hoofdconducteur van de intercity. Zij zagen hoe de verdachte zijn vriend tevergeefs op het perron probeerde te trekken voor de trein die met 130 kilometer per uur kwam aanrijden.
Ook twee militairen, die vanuit een geparkeerde auto getuige waren van het ongeval, verklaarden dat de Soester het slachtoffer na de val het perron op wilde hijsen. De soldaten waren tevens van mening dat er geen sprake was geweest van een ruzie tussen de mannen op het perron, maar van een stoeipartij.
Raadsman mr. E. Hummels was het met de officier van justitie eens dat zijn cliënt moest worden vrijgesproken van doodslag omdat er geen sprake was van opzet.
De advocaat vroeg echter ook om vrijspraak van dood door schuld. Volgens Hummels is D. niet „aanmerkelijk of grovelijk onvoorzichtig” geweest. De Soester zegt zijn vriend met één hand een duw te hebben gegeven, op minstens 2 meter van de perronrand.
Terwijl de verdachte het slachtoffer „zijn beste vriend” noemde, beschreef Lodder de vriendschap tussen de twee mannen als „problematisch.” Het slachtoffer zou tegen diverse mensen hebben verteld dat hij bang was voor de verdachte. De Soester zou hem bedreigen en mishandelen.
Het slachtoffer had op 22 maart, de dag na zijn overlijden, een afspraak bij de politie om aangifte te doen tegen de verdachte. De verdachte ontkende zelf de slechte relatie. Volgens de Soester belde het slachtoffer hem dagelijks en had de man hem ook uitgenodigd voor het etentje op de fatale avond.
Uitspraak 13 juli.