De globalisering heeft ook geestelijke gevolgen, stelde hij verder. „Veel Aziaten ontdekken dat het christendom geen vreemde, maar een Aziatische godsdienst is, zoals de andere wereldgodsdiensten. In de Aziatische landen bestaat momenteel een grote interesse voor Jezus.”

De nuntius onderstreepte dat die belangstelling anderzijds ook problemen schept. Hij verwees onder meer naar de radicale reacties bij nationaal-religieuze politieke groeperingen van hindoes, boeddhisten en moslims. Tegelijkertijd is het volgens hem duidelijk dat er in Azië een dialoog van het leven gevoerd wordt tussen de aanhangers van de verschillende godsdiensten.

„Men kan in Indonesië niet spreken van een radicalisering van de islam”, zei de nuntius verder. Hij verwees onder meer naar het Pancasilia-principe van de stichter van de Indonesische natie, op grond waarvan de vijf godsdiensten -islam, rooms-katholicisme, protestantisme, boeddhisme en hindoeïsme- een dragende en gelijke rol kregen toegewezen.

Bovendien ontstond er door de tsunamihulp uit de hele wereld ook bij militante moslims in streken als Atjeh en Sumatra een positief beeld van niet-moslims. In dat verband prees de nuntius niet alleen de inzet van hulporganisaties, maar ook van christelijke en boeddhistische soldaten uit de Verenigde Staten, Duitsland en Thailand.

Sinds de tsunamiramp is de burgeroorlog in Atjeh geluwd. Daardoor bestaat er volgens de nuntius nu wellicht een echte kans op vrede tussen de separatisten en de centrale regering.

Anderzijds betreurt hij dat de internationale gemeenschap nauwelijks aandacht heeft voor het lot van het overwegend christelijke eiland Nias. „Het eiland op de westkust van Sumatra werd niet alleen door de tsunami getroffen, op 28 maart was er daar opnieuw een zware aardbeving, die 2000 mensen het leven kostte en de infrastructuur van het eiland nog verder vernietigd heeft.”

Daarom deed de nuntius onlangs een noodoproep om ook hulp te verstrekken aan de 800.000 bewoners van dat eiland.