Buitenland

Geweld zet bevolkingsgroepen Irak tegen elkaar op

In het jaar nadat Irak van de Verenigde Staten zijn politieke soevereiniteit terugkreeg, is er in het land belangrijke politieke vooruitgang geboekt, met verkiezingen voor een grondwetgevende vergadering en de vorming van een nieuwe regering. Onophoudelijke aanslagen overschaduwen echter het succes en het lijkt erop dat de Irakezen nog lange tijd geweld moeten verduren.

Hamza Hendawi (AP)
28 June 2005 10:25Gewijzigd op 14 November 2020 02:42

De Amerikaanse militairen gaan voorlopig niet weg en steeds vaker richten de overwegend soennitische opstandelingen hun pijlen op de sjiitische meerderheid, in een kennelijke poging een burgeroorlog uit te lokken.

In deze hete en zeer bloedige zomer lopen de spanningen op. Door het aanhoudende geweld en het chronische gebrek aan water en elektriciteit in de Iraakse hoofdstad voelen sommigen zich verraden door de nieuwe machthebbers.

„Het leven is onmogelijk geworden in Bagdad”, zei een woedende winkelier, Rasheed al-Badawy, toen hij vrijdag zag welke schade een autobomaanslag in de wijk Karradah aan zijn zaak in huishoudelijke apparaten had aangericht. „Het gaat van kwaad tot erger. Ik begrijp het niet: elektriciteit, water, telefoon, het zijn maar eenvoudige voorzieningen. En wat de veiligheid betreft hoef je alleen maar om je heen te kijken.”

Een straat verderop zong een jonge sjiiet voor zich uit, terwijl hij met een moker de resten van een vernielde muur van een moskee in brokken sloeg om ze af te voeren. „Wij zullen ze vermorzelen, de terroristen en wahhabi’s.” Wahhabieten zijn volgelingen van een conservatieve soennitische tak die vijandig staat tegenover de sjiieten.

De meeste Irakezen zijn ervan overtuigd dat de Verenigde Staten de werkelijke macht vormen in hun land, ook al werd de politieke soevereiniteit op 28 juni 2004 overgedragen aan een interim-regering onder leiding van Iyad Allawi, die in januari verkiezingen organiseerde. De verkiezingen waren een morele triomf over de opstandelingen, maar de door sjiieten gedomineerde regering van premier Ibrahim al-Jaafari die in april aantrad heeft nog weinig kunnen veranderen aan de grootste problemen van Irak: geweld, misdaad, corruptie, werkloosheid en gebrekkige nutsvoorzieningen.

Het geweld waaraan maar geen einde lijkt te komen, maakt de mensen murw. Irakezen die in de afgelopen twee jaar keer op keer door geweld zijn bezocht, denken met weemoed terug aan het leven onder Saddam Hussein. Sinds Al-Jaafari twee maanden geleden aan de macht kwam, zijn bij aanslagen minstens 1240 mensen gedood.

Al-Jaafari en de Amerikaanse president George Bush blijven in het openbaar optimistisch over de toekomst en ervan overtuigd dat het politieke proces vruchten zal afwerpen. Na een onderhoud met de Iraakse premier vrijdag op het Witte Huis weigerde Bush een tijdsbestek voor de terugtrekking van het Amerikaanse leger uit Irak te noemen, omdat de opstandelingen dat als een overwinning zouden vieren.

Al-Jaafari zei dat een nieuwe grondwet volgens plan uiterlijk in augustus klaar zal zijn en twee maanden later per referendum ter goedkeuring aan de Irakezen worden voorgelegd.

In de tussentijd is het grootste gevaar dat er door de toegenomen sektarische aanvallen tussen soennieten en sjiieten een burgeroorlog uitbreekt. De soennitische minderheid, die in de jaren onder Saddam de dienst uitmaakte in Irak, boycotte de verkiezingen in januari, waardoor ze maar 17 vertegenwoordigers heeft in het 275 zetels tellende parlement. De rest ging naar de sjiieten en Koerden, die samen 80 procent van de bevolking van 26 miljoen uitmaken.

Door de boycot raakten de soennieten nog verder gemarginaliseerd. Al-Jaafari wil hen hoe dan ook betrekken bij het opstellen van de grondwet en heeft de soennieten ook plaatsen in het kabinet aangeboden. Ondanks deze gebaren blijft het wantrouwen tussen de twee gemeenschappen groot, wat ook bleek tijdens het weken durende gesteggel over omvang van de soennitische participatie in de commissie die de grondwet opstelt. Dit probleem is uiteindelijk opgelost, maar geweld zoals vorige week in Karradah en Shula, waar bij vier aanslagen met autobommen vijftien mensen omkwamen, zet de geloofsgemeenschappen het meest tegen elkaar op.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer