VS dreigen zelfde weg als EU te gaan
Amerikanen moeten ervoor waken dat zij niet dezelfde weg gaan als Europa: snelle secularisatie en verlies van christelijke normen en waarden, stelt R. Albert Mohler jr. op basis van wat hij tegenkwam in een analyse van George Weigel.
Het Europese continent maakt een beschavingscrisis door. Europa, dat eens de bakermat van de westerse beschaving was, vervormt zichzelf nu tot een hypermoderne cultuur van bijna pure onkerkelijkheid. Eens werd het gevormd door de christelijke identiteit, nu voert het een enorm experiment in seculariteit uit, en dit experiment lijkt niet vroegtijdig beëindigd te worden.
George Weigel heeft deze ontwikkelingen op de voet gevolgd. Weigel is ”senior fellow” van het Ethics and Public Policy Center (EPPC) in Washington en een van de meest invloedrijke intellectuelen van het land. Hij is een rooms-katholieke theoloog, bekend van zijn enorme biografie van paus Johannes Paulus II, die seculariteit direct herkent - en begrijpt wat onvermijdelijk volgt wanneer een beschaving het christelijke wereldbeeld verwerpt waarop ze eens gefundeerd werd.
In ”The Cube and the Cathedral. Europe, America, and Politics Without God” presenteert Weigel een meesterlijke analyse van de huidige toestand van Europa. De titel van het boek richt de aandacht op de centrale architectonische metafoor van zijn stelling: het contrast tussen La Grande Arche de la Defense en de kathedraal Notre-Dame.
De Grande Arche werd gebouwd onder leiding van de Franse president François Mitterand en werd ontworpen door de modernistische architect Johann Otto von Spreckelsen. De Grande Arche staat ver ten westen van de Arc de Triomphe en kan alleen maar massief genoemd worden: bijna 40 verdiepingen hoog en breder dan een voetbalveld. De boog, gebouwd van glas en wit Carrara marmer, is een allegorie van het postmodernisme, want zijn enorme formaat heeft geen enkele bijzondere betekenis.
Weigels interesse in de boog werd gevoed door een architectuurgids waarin beweerd werd dat de hele cathedraal van Notre Dame zou passen binnen de ruimte van de Grote Boog - zelfs de torens en de spits van de cathedraal.
Toen hij de twee architectonische wonderen -de enorme kubus en de kathedraal- bestudeerde, zag Weigel een metafoor voor het contrast tussen onkerkelijk en christelijk Europa. Welke cultuur, vroeg hij zich af, zou de mensenrechten beter beschermen?
De cultuur die deze verbazingwekkende, rationele, hoekige, geometrisch nauwkeurige maar uiteindelijk saaie kubus bouwde? Of de cultuur die de gewelven en de decoraties, de waterspuwers en de steunberen, de hoekjes en nisjes, de asymmetrieën en de gewijde onbalans van de Notre Dame en de andere fantastische gotische kathedralen van Europa deed ontstaan?
Nog een ander contrast trok de aandacht van Weigel - de verwijdering tussen Amerika en Europa in de nieuwe eeuw. „In de eerste jaren van de eenentwintigste eeuw en op een moment in de geschiedenis waarop het democratische ideaal een groot deel van de wereld stimuleert, leken de Amerikanen zich plotseling op te maken voor een scheiding met vele van onze Europese vrienden in de opvattingen over het democratische project - de bronnen, de mogelijkheden, en de bedreigingen ervan.”
Bevolking
Het Europese project zit in de problemen, beweert Weigel. Het bewijs is inmiddels onaantastbaar. Europa kent al enkele jaren een dalend geboortecijfer, dat een netto afname van de bevolking voorspelt.
Tegelijkertijd worden de landen van West-Europa meer en meer bevolkt door islamitische immigranten, die niet alleen in groten getale naar West-Europa verhuizen, maar zich ook in veel grotere getallen voortplanten dan de oorspronkelijke bevolking. Analisten van vele verschillende disciplines voorspellen nu een islamitische toekomst voor Europa.
Het referendum in Frankrijk, waarin de Franse burgers met een grote meerderheid de voorgestelde Europese grondwet verwierpen, maakt het plaatje slechts ingewikkelder. Juist dat document was het brandpunt van de controverse van de afgelopen maanden toen het ontwerpcomité ervoor gekozen had om helemaal geen verwijzing op te nemen naar de christelijke bronnen van de Europese beschaving.
Weigels diagnose van het Europese probleem is helder en grondig. Hij beweert dat de Europese ambitie om een democratisch project te bouwen op een totaal onkerkelijke ondergrond, is gedoemd te mislukken. Naar zijn mening lijdt Europa aan een „crisis van de beschavingsmoraal”, die direct toegeschreven kan worden aan de zelfopgelegde beslissing om de toekomst te scheiden van het verleden.
In een fascinerende analyse verwijst Weigel naar de rechtsgeleerde J. H. H. Weiler, die de leidende Europese intellectuelen ervan beschuldigt ”christofobisch” te zijn en vastbesloten om iedere invloed van het christendom de verwijderen of voorkomen.
Voor het grootste deel heeft de Europese intellectuele klasse dit seculiere project aangenomen, blijkbaar zonder enige reserve. Weigel maakt zijn punt duidelijk: „De Europese hoge cultuur is grotendeels christofobisch, en de Europeanen zelf beschrijven hun culturen en samenlevingen als postchristelijk.”
Natuurlijk komen dalende geboortecijfers en een verlies van culturele moraal niet voort uit een historisch vacuüm. Weigel traceert vele van de historische factoren die een groot aantal Europese intellectuelen ervan overtuigden het christendom te zien als de oorzaak in plaats van de oplossing van een beschavingscrisis. Geruïneerd door twee wereldoorlogen en vernederd door de holocaust oogst Europa nu een wervelwind van culturele vernieling, waarvan het zaad al vroeg in de twintigste eeuw gestrooid werd.
Het historische geheugen van een beschaving is cruciaal in de ontwikkeling van haar zelfbewustzijn en haar benadering van de toekomst. Weigel verwijst naar de geschiedenistheologie van Henri de Lubac om te suggereren dat de opkomst van de Europese beschaving ten minste ten dele mogelijk gemaakt werd door het aannemen van een christelijk begrip van geschiedenis. Terwijl de mens in de klassieke periode gezien werd als het speeltje van veranderlijke heidense goden, openbaarde de God van de Bijbel Zichzelf als de Heere van de geschiedenis, die Zijn liefdevolle doelen bereikt in het ontvouwen van de tijd. Dus, „de geschiedenis was een arena van verantwoordelijkheid en doel omdat de geschiedenis het medium was waardoor de enige ware God Zichzelf bekendmaakte aan Zijn volk en hen in staat stelde om een eervol leven te leiden, door de intelligentie en de vrije wil waarmee Hij hen in de schepping had begiftigd.”
Het secularisatieproces heeft alle ver ontwikkelde samenlevingen aangetast, maar de ideologie van het secularisme heeft de Europese gedachtewereld bezet.
In Weigels woorden: „De Europese mens heeft zichzelf ervan overtuigd dat hij radicaal seculier moet zijn, om modern en vrij te kunnen zijn. Die overtuiging heeft cruciale, zelfs dodelijke consequenties voor het Europese publieke leven en de Europese cultuur. Inderdaad, die overtuiging en de publieke consequenties zijn de wortel van Europa’s huidige crisis van de beschavingsmoraal. En die crisis van de beschavingsmoraal helpt weer uitleggen waarom de Europese mens zijn geschiedenis opzettelijk vergeet.”
Europa zit in grote problemen, juist omdat het nu volhoudt dat democratische waarden vastgelegd kunnen worden zonder de bijzondere lessen van het christendom. Zoals Weigel aanneemt, geeft het christendom een transcendent begrip van menselijke waardigheid, een duidelijke bevestiging van menselijke verantwoordelijkheid, en brengt het een morele orde die beschaving mogelijk maakt. Door zichzelf te begeven op het pad van radicale verwereldlijking maakt Europa zich op voor zijn eigen vernietiging.
Als postmoderne Europese intellectuelen volhouden dat de Europese cultuur gekenmerkt moet worden door „neutraliteit ten opzichte van wereldbeelden”, dan zetten ze zichzelf af tegen zowel de geschiedenis als de ervaring. Uiteindelijk komt deze bewering neer op de arrogante veronderstelling dat mensen hun eigen waardigheid kunnen bepalen en eisen dat andere mensen -zonder enig begrip van transcendente waarden- die waardigheid dan rationeel zullen herkennen en respecteren. Hoe kunnen Europese intellectuelen na de harde lessen van de twintigste eeuw aan zulke opvattingen vasthouden?
Door hun verleden te ontkennen, ondermijnen deze seculiere Europese intellectuelen hun eigen toekomst. Amerikanen hebben hier zeker belang bij. Weigel waarschuwt ervoor dat het Europese probleem zich zou kunnen verspreiden naar de Verenigde Staten. In ieder geval zouden de nauwe banden tussen Europa en de Verenigde Staten voldoende moeten zijn om de aandacht van bedachtzame Amerikanen de vragen.
Hervestigen
Ten slotte suggereert Weigel verscheidene alternatieve toekomsten voor de Europese beschaving en het postmoderne experiment. Een ervan is dat hij hoopt dat Europa het christelijk erfgoed zal herbevestigen en een verloren erfdeel zal herstellen. Evangelicalen zouden er zeker aan toevoegen dat het veel waarschijnlijker is dat dit op het niveau van gewone burgers gebeurt dan als gevolg van een georganiseerde bijsturing van de culturele elites.
Zo’n analyse geeft veel inzicht in de Europese crisis en deze analyse kan grotendeels toegepast worden op de Amerikaanse context. Tenslotte wenst en bedoelt een klasse van Amerikaanse intellectuelen de Amerikaanse cultuur precies in de Europese richting te sturen - naar een ontsmette en geseculariseerde cultuur die democratie zonder God zal nastreven. Als deze trends niet worden gekeerd, zou Amerika net als Europa kunnen worden.
De auteur is president van de Southern Baptist Theological Seminary in Louisville, Kentucky, VS.