Inleiding in Zuid-Afrikaanse literatuur verleidt tot discussie
Titel:
”Skrywers in die strydperk. Krachtlijnen in de Zuid-Afrikaanse letterkunde”
Auteur: Eep Francken en Luc Renders
Uitgeverij: Bert Bakker, Amsterdam, 2005
ISBN 90 351 2692 0
Pagina’s: 336
Prijs: € 19,95. Het boek ”Skrywers in die strydperk. Krachtlijnen in de Zuid-Afrikaanse letterkunde” van Eep Francken en Luc Renders is een drievoudige introductie tot de letterkunde van Zuid-Afrika, waarbij de nadruk op de Afrikaanstalige literaire poot ligt.
Het eerste, door de Leidse neerlandicus Eep Francken geschreven deel biedt korte portretjes van schrijvers en schrijfsters uit Zuid-Afrika. Het tweede deel van de hand van Luc Renders uit het Belgische Diepenbeek benadert de literatuur van Zuid-Afrika vanuit acht thematische gezichtspunten, terwijl deel drie wordt gevormd door zes karakteristieke Afrikaanstalige verhalen van zeer recente datum. Het eerste deel biedt enige kennis, het tweede verschaft inzicht en het derde openbaart de complexiteit van het sociale leven in dat volgens de dichter N. P. Van Wyk Louw „wijde en droeve land” Zuid-Afrika heden ten dage.
Het eerste deel vind ik het minst geslaagd. Francken richt in korte schetsen even de knijpkat op schrijvers zoals Eugène Marais, Elisabeth Eybers, Jan Rabie, J. M. Coetzee en Antjie Krog, waardoor slechts een beperkt beeld van deze auteurs wordt geschetst. De portretten hebben veel weg van artikelen in encyclopedieën, waarin de informatie ook altijd tot het minimale is beperkt. Daardoor was het vermoedelijk niet te vermijden dat er gaten in de geboden informatie vielen. Niettemin blijft de geïnformeerde lezer met vragen zitten.
Waarom wel over N. P. Van Wyk Louw gesproken, maar slechts zeer zijdelings over zijn broer W. E. G. Louw? De dichter Ernst van Heerden, die niet minder interessant is dan Elisabeth Eybers, komt in dit gedeelte helemaal niet voor, net zomin als Guy Butler en Pieter-Dirk Uys. De keuze van de bij de diverse auteurs besproken werken wekt ook bevreemding. Van Dalene Matthee zou ik toch in de eerste plaats de bostrilogie noemen, maar die krijgt geen plek. Bij de weergave van de inhoud van J. M. Coetzees omstreden roman ”Disgrace” verzuimt Francken de bron van alle ellende, de verhouding van prof. Lurie met een studente, de kleurlinge Melanie Isaacs, te noemen. Franckens laconieke, onderkoelde stijl van schrijven vind ik erg aardig, maar die is niet in staat het gemiste te compenseren.
Afrikaners
Luc Renders had het aan de ene kant gemakkelijker met zijn thematische benaderingen. Die bieden hem immers de ruimte om een bepaald perspectief grondig te behandelen. Anderzijds moet je van goeden huize zijn om zo veel uiteenlopende teksten zonder dwang tot een eenheid van beschouwing te transformeren. Renders slaagt daar goed in met thema’s zoals ”Ideologische conflicten in Afrikaner families”, ”In de ban van de geschiedenis”, ”De Boerenoorlog in retrospectief” en ”Van euforie tot ontnuchtering”.
De schrijver van dit deel heeft zeer veel gelezen en ontleed. Mijn wenslijstje met titels heb ik dankzij hem mooi kunnen uitbreiden. Hij stelt fundamentele vragen aan de orde, waarvan de belangrijkste zonder twijfel de vraag is naar de toekomst van de Afrikaners, de Afrikaanstaligen van Europese afkomst, in het door het ANC geregeerde Zuid-Afrika. Die Afrikaanstaligen vragen zich af wie zij zijn en wat hun bestaansrecht in het Zuid-Afrika van na de stille revolutie van 1990 is. Moeten zij boete doen voor een verkeerde politiek sinds Jan van Riebeeck in 1652 aan de Kaap aan land ging? Hoe rehabiliteren zij de oorspronkelijke bevolking van Zuid-Afrika, de Khoi en de San? Hoe verschaffen zij zich de nodige veiligheid in een land waar het na het vallen van de avond niet meer prettig is op straat?
Renders stelt veel goede vragen, maar hij stelt bepaalde vragen jammer genoeg niet. Hij vraagt zich in zijn algehele veroordeling van de Afrikaner kerken niet af of er door deze kerken ook zegenrijke arbeid is verricht. Het beeld dat hij van het Zuid-Afrika onder de Nasionale Party (1948-1990) schetst, doet eerder aan een communistische dictatuur denken dan aan het destijds werkelijk bestaande land. Waarom weiger ik om daarin mee te gaan? Omdat ik tijdens mijn studie in Johannesburg en tijdens de vele bezoeken daarna ingewikkelder ervaringen opdeed.
De Engelstalige universiteiten van Kaapstad, Natal en Johannesburg waren tijdens de apartheidsjaren immers bolwerken van oppositie. De universiteiten in Zuid-Afrika waren gebaseerd op een etnisch fundament, maar er wáren tenminste universiteiten voor zwarte Zuid-Afrikanen, zodat ook de latere president Nelson Mandela kon studeren. De Anglicaanse Kerk ging haar eigen gelovige weg die haaks stond op het beleid van iemand als Balthazar Vorster. In Johannesburg werden vrijwel alleen de oppositiekranten Rand Daily Mail en The Star gelezen. Met Die Vaderland onder je arm liep je in Johannesburg voor gek.
De superlatieven waarin Renders de onderdrukking van zwart en bruin door blank probeert uit te drukken, doen onrecht aan de pluriformiteit die Zuid-Afrika altijd heeft gekenmerkt, zelfs tijdens de jaren waarin de hele wereld zich tegen dat land begon te keren. Luc Renders, die weinig sympathie voor het christelijk geloof lijkt te koesteren, zou het boek ”The Puritans in Africa” van W. A. de Klerk moeten lezen om een helderder beeld van de psyche van de Afrikaner te krijgen.
Mentaliteiten
Luc Renders leest de realiteit van Zuid-Afrika door de bril van de literatuur. Dat levert mooie vergezichten op, maar uiteraard is het zeer speculatief om ervan uit te gaan dat de literatuur per definitie de waarheid verkondigt. Renders zou de waarde van zijn analyses aanzienlijk verhogen door de literatuur als mógelijke interpretatie van de sociale, politieke en psychische werkelijkheid te beschouwen. Dan krijgt hij de ruimte om bijvoorbeeld de afschuwelijke verhalen van Koos Prinsloo over homoseksuele perversies zowel vanuit het protest tegen de wereld van de vaders als vanuit hun destructieve tendens te beschrijven.
De zes verhalen in het Afrikaans die deze bundel afronden, zijn het beste bewijs voor de complexiteit van de wereld van Zuid-Afrika. Deze wereld is niet op eenduidige wijze weer te geven. De zeer knappe verhalen ”Kompos” van Henning Pieterse, ”Tandeka” van Eben Venter en ”In die paradys” van Herman Wasserman laten zien dat Europa en Afrika in Zuid-Afrika verschillende mentaliteiten vertegenwoordigen. En deze mentaliteiten hebben helemaal niets met huidskleur te maken. Ze zijn geworteld in de tijdens vele eeuwen gevormde ziel van mensen. De literatuur van Zuid-Afrika maakt dat duidelijk voor wie oren heeft om te horen. Daarom is J. M. Coetzee met zijn tegendraadse romans veel en veel waarachtiger dan iemand als André P. Brink met zijn goedkope politieke programma’s.
”Skrywers in die strydperk” heeft mij tot vele virtuele discussies met de heren Francken en Renders verleid. Dat zou een werk van minder kaliber niet hebben vermocht.