Japans zoekt rijstveldmodel
Terwijl het poldermodel in Nederland op apegapen ligt, vergaapt Japan zich aan de wijze lessen van, jawel, uitgerekend dát model. Afgelopen maandag trokken 200 Japanners uit 22 prefecturen naar de Japanse stad Kobe om te luisteren naar twee vertegenwoordigers van Nederlandse vakbonden en ondernemersverenigingen.
Sommige luisteraars hadden 1200 kilometer gereisd om de bijeenkomst bij te wonen. Onderwerp? Het Nederlandse poldermodel. Japan is heftig op zoek naar een vergelijkbaar rijstveldmodel. Steeds meer Japanners zien ”worksharing” (in deeltijd werken) als de uitkomst voor de Japanse malaise.
FNV-man Van der Kolk is diep onder de indruk: „Worksharing leeft hier heel erg. Wat ons het meest frappeert is dat ze echt in het hoofd hebben dat er verandering moet komen. We hadden niet verwacht dat het verlangen naar een nieuwe mentaliteit zo ontwikkeld was.” Sip Nieuwsma van VNO-NCW valt hem bij: „We hebben hier een gezonde voedingsbodem gevonden. We hebben hoop.”
Nieuwsma ziet overeenkomsten met Nederland in de manier waarop de sociale partners in Japan met elkaar omgaan. „Dat is anders dan in Duitsland.” Maar hij ziet ook struikelblokken. „Ze krijgen werkloosheid en snelle vergrijzing tegelijkertijd. In Nederland was dat gespreid.” Van der Kolk ziet de Japanse relatie tussen vrouwen en mannen ook als een handicap. „Klassieke rolpatronen spelen hier nog een grote rol.”
De prefectuur Hyogo, waarvan Kobe de hoofdstad is, speelt een belangrijke voortrekkersrol bij werken in deeltijd in Japan. Volgens een recent onderzoek van de lokale overheid heeft een kwart van de bedrijven in deze prefectuur een deeltijdsysteem. Hoogleraar Iguchi, verbonden aan de faculteit economie van de Kwansei Gakuin Universiteit, legt uit dat dit komt door het relatief hoge aandeel van zware industrie in Hyogo. Vooral de Japanse staalindustrie, die kampt met veel economische moeilijkheden, heeft zich in deze regio geconcentreerd. „Deze bedrijven hebben te veel werknemers. Ze proberen van alles om hun personeel aan het werk te houden.”
„Maar”, zegt Iguchi, „in grote delen van de Japanse maatschappij weten mensen absoluut niets van deeltijdbanen af.” Het grootste probleem waarmee Japan kampt, is volgens de hoogleraar het rigide systeem. „Ons systeem richt zich niet op de behoeften van het individu. Een personeelsmanager kan niet elk individu evalueren, hij maakt beleid voor de hele groep.” De hoogleraar ziet dit als het grootste verschil tussen personeelsbeleid in Japan en het Westen.
Dit gebrek aan een individualistisch bewustzijn heeft vergaande gevolgen. „Onze salarissen zijn niet gebaseerd op prestatie, maar op levenskosten. We hebben totaal geen idee van wat een gemiddeld uurloon is. Soms staat een adjuct-directeur kopietjes te maken. Dat zijn hele dure kopieën. Maar die man heeft daar nooit over nagedacht, en niemand in Japan heeft dat ooit uitgerekend.”
Daarbij komt dat veel bedrijven maar al te gretig gebruikmaken van het enorme verschil in salaris tussen vaste werknemers en parttimers, in Japan meestal vrouwen. Volgens Iguchi’s onderzoek verdienen vrouwen die parttime werken slechts 35 procent van het loon dat een vaste werknemer ontvangt.
Dit enorme verschil maakt het uitermate onaantrekkelijk voor Japan om parttimers volgens het Nederlandse model gelijk te stellen aan vaste werknemers, een vereiste voor een goedwerkend deeltijdsysteem. Iguchi bewondert de „Nederlandse flexibiliteit.” Het heeft vrouwen de arbeidsmarkt opgeduwd. „Japanse vrouwen met een goede opleiding die moesten ophouden met werken door huwelijk of kinderen willen geen parttime baan. De status en het loon zijn gewoonweg te laag. En als je als vrouw een baan verlaat, vind je nooit een positie op hetzelfde of een hoger niveau.”
Veel Japanse leiders zien daarom deeltijdbanen vooralsnog als een noodmaatregel, om de mensen van de straat te houden totdat de economie weer aantrekt. Er zijn natuurlijk bedrijven die het licht hebben gezien. Zo maakte het grote supermarktketen Daiei deze maand bekend dat het de verschillen tussen parttimers en vaste werknemers zal wegnemen. Het bedrijf heeft 66.000 werknemers in dienst, van wie 55.000 parttime.
In deeltijd werken wordt in Japan ook gezien als een mogelijkheid om de demografische crisis op te lossen. Japan is razendsnel aan het vergrijzen en heeft een zo laag geboortecijfer dat er naar verwachting tegen het einde van deze eeuw half zoveel inwoners als nu zullen zijn.
Bedrijven met een sociaal geweten zien het tevens als een gelegenheid om ouderen uit hun isolement te halen. Traditioneel wonen Japanse ouderen bij hun kinderen, maar dit is snel aan het veranderen. Een typisch voorbeeld hiervan is het bedrijf Industrial Summit Technology (IST), een organisatie met 300 werknemers die onderzoek uitvoert naar nieuwe technologie.
Sinds april van dit jaar heeft IST acht bejaarde werknemers aangenomen die in deeltijd werken. Assistent-manager Yoshitaka Hongo (1964): „We zien dit als een levensstijlmaatregel voor lange termijn. We zijn dit programma begonnen om ouderen sociaal actief te laten zijn.” Er is duidelijk interesse. Tijdens de laatste presentatie in het landelijke dorpje Kami toonden liefst dertig ouderen belangstelling voor het programma.
Japan is voorlopig nog aan het zoeken naar zijn eigen rijstveldmodel. „Er is een veelheid van wegen naar Rome”, drukt Nieuwsma zijn luisteraars op het hart. „Je moet je niet concentreren op één enkele weg.”