Het beleefde en het gepreekte geloof
Titel:
”Geloven aan de zoom van de Veluwe. Een onderzoek naar de geschiedenis van de kerkelijke liggingen op de Noordwest-Veluwe in de negentiende eeuw”
Auteur: A. Sulman; dissertatie Vrije Universiteit
Uitgeverij: Kok, Kampen, 2004
ISBN 90 435 1075 0
Pagina’s: 296
Prijs: € 29,90. Een dorp op de Noordwest-Veluwe. In 1566 begint de pastoor er in reformatorische geest te preken. In 1784 gebruikt de dominee de kerk om patriottische oefeningen met wapens te houden. In 1828 blijkt de predikant een bibliotheek te bezitten die nagenoeg geheel uit verlichtingstheologie bestaat. In 1837 en in 1841 opnieuw doet een predikant intree die door het Réveil is gestempeld. In 1870 komt er een voorganger die door de opwekkingsbeweging van Brighton is geraakt, tegen wie een deel van de gemeente zich keert en op wie zelfs een moordaanslag wordt beraamd. Ik heb het over de kerkelijke gemeente van Oosterwolde en Noordeinde.
De gegevens zijn ontleend aan de dissertatie ”Geloven aan de zoom van de Veluwe” van de historicus Adrianus Sulman, geboren Rotterdammer, intussen dertig jaar woonachtig op de Veluwe. Hij schetst in zijn dissertatie de protestantse kerkelijke kaart van de Noordwest-Veluwe gedurende de negentiende eeuw. Het betreft de gemeenten Wezep, Oldebroek, Oosterwolde, Elburg, Doornspijk, Nunspeet, Elspeet, Harderwijk, Ermelo en Putten.
Wat speelde zich toen in deze gemeenten af? Daar was nog weinig over geschreven, ontdekte Sulman. En dus nam hij de pen op. Zijn bronnen: verslagen van kerkenraden, classis en synode, gemeentelijke archieven, familiestukken, preken, bekeringsgeschiedenissen en mondelinge overlevering. Het resultaat van zijn onderzoek is opzienbarend: de zware Veluwe bestaat nog niet in de negentiende eeuw.
Aan het begin van de eeuw liggen op de Noordwest-Veluwe de steden en dorpen als eilanden in een zandzee. Op Elburg en Harderwijk na is er alom platteland, bezaaid met kleine boerenbedrijven. In huttenkolonies wonen dagloners met hun grote gezinnen. De armoede is hevig. Tot aan de invoering van de Armenwet van 1854 komt de zorg voor rekening van de diaconieën. Daarna ontstaan er tussen burgemeesters, afkomstig uit de landelijke elite, en plaatselijke kerkenraden heftige conflicten over de armenzorg.
Pastoor van Garderen
Voor Sulman begint de geschiedenis van de Noordwest-Veluwse kerken met de reformator van eigen bodem: Anastasius Veluanus, van 1544 tot 1550 pastoor in Garderen. Op het platteland wordt de Reformatie met geweld opgelegd. De bevolking houdt het bij voorkeur bij het oude. Zo staan er in 1599 nog volop kruisen, beelden en kapellen langs de wegen en altaren in de kerken. De Veluwe wordt op den duur calvinistisch, maar over het geestelijk leven van de bevolking zegt dit niet veel.
Met de opkomst van het piëtisme begin achttiende eeuw verschijnen er rondtrekkende oefenaars op de Veluwe. Op het gemoed gerichte prediking brengen zij. Conventikels, ofwel gezelschappen, ontstaan. Maar dat leidt niet tot afscheiding van de plaatselijke gemeente.
Eind achttiende eeuw trekt de Verlichting haar sporen over de Veluwe. Ook dan is de invloed op het kerkvolk niet groot. „De gedachte dat predikanten representatief waren voor de kerk, is reeds lang opgegeven”, stelt Sulman. Een belangrijke stroming als het Réveil vindt ingang bij een aantal predikanten. Zo heeft Elspeet drie achtereenvolgende voorgangers in de geest van reveil en kerkherstel. Toch zegt ook dit nog niet veel over de geloofsbeleving van de Veluwenaar.
Een tip van die sluier wordt opgelicht in het viertal bekeringsgeschiedenissen waarvan Sulman verslag doet. Hier komen orthodox en bevindelijk bij elkaar. Bevinding wordt omschreven als de bewuste doorleving van de uitverkiezing in de weg van de wedergeboorte. Daarnaast is er een en ander bekend over het volksgeloof. Daarbij gaat het over zaken zoals toveren, belezen, waarzeggen, over het geloof in heksen, spoken, helderzienden, witte wieven en voortekenen uit de natuur. Sulman komt tot de conclusie dat er kennelijk een spanning bestond tussen het beleefde en het gepreekte geloof. Beide vormen van godsdienstige ervaring leefden naast elkaar en stonden elkaar niet in de weg. Wat de elite aanduidde als bijgeloof, leefde blijkbaar onder brede lagen van de bevolking.
Doleantie
De Afscheiding vindt ingang in Putten, Elburg en Wezep. In de omgeving van Hattem wordt deze beweging geïnspireerd door dominee Brummelkamp. Wat de Doleantie betreft, dominee Willem van den Bergh uit Voorthuizen nodigt zichzelf uit als voorganger in diverse gemeenten om zo kerkenraden te pressen mee te gaan met de Doleantie. Uiteindelijk gaat niet één predikant en niet één kerkenraad mee. Het initiatief om te doleren ligt uitsluitend bij particulieren. Maar als men erachter komt dat Kuyper de veronderstelde wedergeboorte leert, houden velen het voor gezien. Die leer is te gemakkelijk, vindt men.
Onderdak wordt daarop gevonden in de christelijke gereformeerde kerken of in de gereformeerde gemeenten, die onder leiding van de charismatische, uit Zeeland afkomstige voorganger Jozias Fraanje uit Barneveld zich intussen ook op de Veluwe beginnen te nestelen. Daarmee begint de bevindelijke Veluwe zich af te tekenen.
Met de Doleantie breekt de verzuiling aan. De eenheid in de dorpen en steden raakt gebroken. En wel voorgoed. Nieuwe kerkgebouwen verrijzen, gereformeerde scholen worden gesticht, met als reactie daarop de bouw van hervormde scholen.
Markt op zondag
In interviews vooraf aan zijn promotie deed de schrijver nogal stof opwaaien met de stelling dat de zware Veluwe pas van recente, namelijke twintigste-eeuwse datum is. Eigenlijk van na de Tweede Wereldoorlog. Tot diep in de achttiende eeuw bestaan er markten op zondag en is dan de kerk soms gesloten. Tot eind negentiende eeuw heeft postbestelling plaats op zondag en wordt zondagvoetbal gewoon gevonden. Feit is dat de Gereformeerde Bond hier aanvankelijk geen voet aan de grond krijgt, dat wel een enkel gemeentelid maar geen enkele kerkenraad bezwaar maakt tegen het zingen van gezangen in de eredienst, dat in de negentiende eeuw de predikanten ethisch-confessioneel van ligging zijn, dat de preken overwegend orthodox-calvinistisch maar niet bevindelijk van toon zijn.
De nieuwe psalmberijming van 1773 en de Evangelische Gezangen stuiten niet op tegenstand. De door de koning opgelegde kerkorde van 1816 wordt op de Veluwe zonder protest aanvaard. De scheiding van kerk en staat in 1848 eveneens.
Traditioneel
Hoe is de Veluwe bevindelijk geworden? Sulman lanceert de regressietheorie. Door de toenemende invloed van buitenaf, van wereldlijke en kerkelijke overheid, en de opkomst van het toerisme, trekt de Veluwenaar zich terug in zichzelf, begint zich steeds meer te hechten aan het oude en vertrouwde in eigen kring. De Veluwse mens is traditioneel. Dat betekent in de praktijk: gehechtheid aan wat ouders en grootouders doorgaven.
Daarmee houdt het echter op. Van de traditie als de bedding der eeuwen heeft men geen weet. Alleen al daarom is het boek van Sulman een ware ontdekking. De historicus drukt je met de neus op de feiten. De kerkelijke kaart van de Veluwe zag er in de negentiende eeuw werkelijk anders uit dan vandaag.
Mij heeft in de studie van Sulman vooral geraakt het naast elkaar blijven bestaan van christelijke prediking en volksgeloof. Stonden de twee elkaar werkelijk niet in de weg? De dominee kan preken wat hij wil, de gemeente gaat de eigen gang zoals van oudsher overgeleverd. Men blijft alcohol stoken om de accijns te omzeilen; men gaat als vanouds op stropen uit, om reden van bittere armoede en gelegaliseerd door de gemeenschap. In vacaturetijd staat de censuur rond het avondmaal op een laag pitje. Als de dominee een beroep naar elders heeft aangenomen, moet de kerkenraad immers verder met de mensen van het eigen dorp. De voorganger is voorbijganger. Hij is geroepen om te preken, te onderwijzen, te trouwen, te begraven, maar de traditionele gewoonten houdt het dorp in eigen hand.
Buiten bereik
Tragische figuur dus, die dominee, die wellicht meent het volk te kennen, terwijl de ziel van dat volk zich niet laat bekijken. Dat spreken ze niet uit tegenover hem waar hij bij is. De diepste laag van het volk, de heidense, raakt hij niet. Die blijft buiten bereik van het Evangelie. De Veluwse mens is bepaald niet lijdelijk, aarzelt niet het recht in eigen hand te nemen, maar voelt zich in geestelijke zaken van God diep afhankelijk. De vraag is: welke God? Als theoloog die het onderzoek van de historicus op zich laat inwerken, moet ik tot de slotsom komen dat de God die vanaf de kansels verkondigd en beleden wordt -de God van Israël- op de Veluwe voor velen nog altijd een Vreemde is gebleven.