Peinzen over grote verplaatsingsdrang
Titel:
”De kunst van het reizen”
Auteur: Alain de Botton
Uitgeverij: Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2002
ISBN 90 450 0656 1
Pagina’s: 256
Prijs: € 22,50. Meer mensen dan ooit nemen de auto, de trein of het vliegtuig en gaan op reis. Waarheen weten ze vaak niet eens. De vraag hoe ze moeten reizen, wordt nauwelijks gesteld. Reizen is in die optiek eerder zo veel mogelijk kilometers verslinden dan een op zichzelf staande kunst. Misschien ontstaan de allermooiste reizen in de verbeelding. Als je thuisblijft en vanaf je gazon of balkon de overdrijvende wolken nakijkt.
Wie op luchthaven Schiphol oog heeft voor het verschil tussen de vertrekhal en de aankomsthal, kan ongeveer bevroeden wat reizen inhoudt. Beide hallen hebben namelijk alles te maken met reizen. Meestal vloeien in de vertrekhal de tranen van verdriet en worden in de aankomsthal de vreugdetranen geplengd. De tijd die tussen de vertrekhal en de aankomsthal in ligt, kan beslissend zijn voor iemand. Die periode is in staat een persoonlijkheid compleet te veranderen, een wending te brengen in een leven - kortom, iets totaal op zijn kop te zetten. Ook het andere is mogelijk en dat is dat de bewuste persoon degene bleef die hij was doordat hij het nodige eelt op zijn ziel heeft gekregen.
Welzijn
In het streven naar horizontaal en verticaal geluk, is reizen een activiteit die veel onthult over de zoektocht naar wat de Grieken in de Oudheid al ”eudaimonia” noemden, menselijk welzijn. Reizen kan menselijk welzijn verhogen, maar dan het best als het hoe en waarom van dat reizen helder is. Reizen ontheft de mens korter of langer van het werk en de dagelijkse strijd om het bestaan. Veelzeggend genoeg is dat van de 6 miljard wereldburgers echter slechts een fractie zich het reizen kan permitteren.
Reizen brengt mensen naar een realiteit die vooral anders is. Anders dan de dagelijkse sleur, de grauwe luchten, de regen of de hitte - dat geldt althans voor wie zijn dagelijkse werkelijkheid als zodanig ervaart. De wereld ontdekken, dat is reizen. Het is de niet te benoemen activiteit van mobiel zijn - ook al sta je in de file met de hut achter de auto. Het heeft alles te maken met verwachtingen, met motieven, met landschap, met kunst en met de terugkeer. Reizen is iets wat je moet leren. De angsthaas vertrekt met een paniekgevoel in zijn buik en wil alles onder controle houden, tot en met de uitdrukking op het gelaat van de stewardessen in het vliegtuig toe.
Observeren
Geld maakt dat mensen reizen, maar maakt geen reizigers. Het gebeurt dat er een reis wordt geboekt naar een Spaanssprekende bestemming. Degene die een reis ondernam, wordt gevraagd op de kaart aan te wijzen waar hij zich bevindt. Dan blijkt spoedig de desoriëntatie. Hij had gedacht in de buurt van Barcelona te zitten, maar verblijft in werkelijkheid in een hotel op het Caraïbische eiland Isla Margarita. De overeenkomsten zijn net zo groot als de afstanden: het strand en de taal. Te haastig geboekt. Niet verder gekeken dan de neus lang was. Dat is de vakantieganger die ’weg wil’. De echte reiziger weet dat de wereldkaart in zijn geheugen staat gegrift. Hem overkomt zoiets niet.
Nieuwsgierigheid en hang naar het exotische en avontuurlijke is wat reizigers drijft. Reizen is een bron van gedachtespinsels. Wie denkend reist en observeert, reist diep en grondig. Herinneringen aan de Oriënt worden geassocieerd met de geuren die in de soek hangen. Een verblijf in de Provence wordt qua landschap en kleuren intenser bij degene die de doeken van Vincent van Gogh kent. Vaak wordt reizen gedegradeerd tot kilometers verslinden en hoofdsteden aandoen. Maar het ware reizen is doordringen tot de andere cultuur en tot die andere wereldburger. Zich engageren en betrokken voelen of toeschouwer blijven, dat is het verschil dat de mens een reiziger maakt of niet.
Gevaarlijk
De Franse dichter Charles Baudelaire werd tot de haast wanhopige conclusie gedreven: „Ik heb het idee dat ik altijd beter af ben waar ik niet ben, en deze verplaatsingsdrang is er dan ook een waarover ik voortdurend met mijn ziel in beraad ben.” Het mijmeren over reizen alleen al zag Baudelaire als een kenmerk van hoogstaande zoekende zielen die geen genoegen namen met de einders van de patria, ook al was dat Frankrijk. Baudelaire leert de lezer de schoonheid ontdekken van de doorgangsplaatsen en transportmiddelen. „Baudelaire”, aldus T. S. Eliot, „vond een nieuw soort romantische nostalgie uit.”
Reizen is levensgevaarlijk. Hoevelen keerden niet terug op hun thuishaven. Alleen dat al rechtvaardigt het lezen van Psalm 121 voor het vertrek. Behalve fysieke zijn er ook geestelijke gevaren aan het reizen verbonden. Althans, dat veronderstellen behoudzuchtigen. Zij duiden grenzenverkenners aan als grenzenverleggers - en zij hebben gelijk. Het is nu eenmaal een gegeven dat reizen mensen ruimer in hun opvattingen maakt, waardoor zij op het thuisfront eerder geneigd zijn te assimileren (aanpassen) dan te persisteren (vasthouden).
Zij leren relativeren en zullen niet zo snel meer klagen over een procentje loon minder of de bruine korst langs een snee wittebrood. Als zij echt hebben gereisd, net als Gustave Flaubert, die zich identificeerde met de Egyptenaren, dan beseffen zij de luxe van hun eigen omstandigheden. Een plons in een bubbelbad zullen zij daarom als een prettige eenmaligheid beschouwen die zij nooit als constante factor in hun leven willen laten binnendringen. Uiteindelijk is decadentie dodelijk voor het reizen.
Wegwijzers
Boeken veraangenamen het bestaan van de reizende reiziger. Vandaar dat op het letterenfront van 8 mei tot 28 mei de weken van het reisboek zijn ingelast. Veel reizigers hebben zelf verhalen geschreven die een prettige wegwijzer kunnen zijn. Rond reisliteratuur is op die manier een hele traditie ontstaan. Zo zijn er achttiende-eeuwse reisverhalen als bron voor antropologisch onderzoek, negentiende-eeuwse reisberichten enzovoorts. Reisverslagen behoren tot de oudste geschreven bronnen van de mensheid. We kennen allemaal de reisverslagen van Odysseus, Marco Polo, Ibn Batuta en Xenophon.
Het allergrootste reisverhaal is uiteraard de Bijbel met daarin de veertigjarige odyssee van het uitverkoren volk door de woestijn. Wie de zuidelijke Sinaï bij zonsondergang of zonsopgang ’voelt’ gaat die Bijbel met nieuwe lenzen en andere ogen lezen. Het heeft te maken met de huiveringwekkende kleuren, de rotsen van graniet, met puin, uitgegraveerd in vele eeuwen.
Het is een sublieme ontmoeting met God en met jezelf, God als Schepper van het heelal. Zelfs niet-gelovigen gaan hierbij anders denken. „Aangezien datgene wat machtiger is dan de mens van oudsher God wordt genoemd, lijkt het niet zo vreemd dat je in de Sinaï aan een godheid gaat denken. De bergen en dalen brengen je als vanzelf tot het besef dat de planeet niet door mensenhanden is gemaakt maar lang voordat wij werden geboren is geschapen door een macht die ons voorstellingsvermogen te boven gaat en nog lang nadat wij zijn uitgestorven zal blijven voortbestaan”, schrijft Alain de Botton. Vooral in het bijbelboek Job wordt de relatie tussen God en landschappen expliciet gemaakt.
Emotie
Reizen is emotie. De emotie van het landschap en dan vooral de zandvlakte. Pascal had het er in zijn ”Pensées” al over. „Wanneer ik bedenk (…) hoe weinig ruimte ik inneem en deze ruimte zie worden opgeslokt door de eindeloze onmetelijkheid van ruimten die ik niet ken en die mij niet kennen, word ik bang en verbaast het me dat ik me hier bevind en niet daar: er is geen reden voor dat ik hier ben in plaats van daar, nu leef in plaats van toen. Wie heeft me hier neergezet?”
De Engelse schrijver Alain de Botton beantwoordt in zijn jongste publicatie wat reizen nu precies is en dat doet hij met hulp van gidsen als Flaubert, Ruskin, Humboldt en Van Gogh. Dit Britse ’wonderkind’ schrijft over de kunst van het reizen in zijn zesde boek. De Botton, die een beetje doet denken aan de Nederlandse auteur Arnon Grunberg, bereikte met zijn boeken al redelijk succes voordat hij dertig werd. Hij is een intelligent schrijver, een verteller. Zijn ”Hoe Proust je leven kan veranderen” wordt alom geprezen, hoewel je daar argwanend over moet zijn. Zijn eerdere boeken handelen over de liefde. In ”De kunst van het reizen” slaat De Botton een brug tussen filosofie en ”down to earth” reizen. Dat levert ten minste in deze weken van het reisboek behalve het hele scala aan gidsen en alles wat daarmee heeft te maken, ook reisliteratuur op. Een boek dat qua zwaarte en bagage eerder inspanning vraagt dan ontspanning.