Ballenbad
Het scheelde maar een haar, of hij lag op de motorkap. De fietser stak plotseling over, zonder over zijn schouder te kijken. Aan de linkerkant van de weg fietste hij verder.
Wat opviel in het voorbijrijden, waren de sliertjes die uit zijn oren hingen naar een kastje op zijn borst. Het had wat weg van de eerste hoortoestellen, een halve eeuw geleden: toen waren de oorluidsprekers ook verbonden met een om de nek bungeldende batterijhouder. Die apparaten waren bedoeld om goed te horen wat er om je heen gebeurde. De mp3-speler van de jongeman diende juist voor het tegenovergestelde: hij sloot zich ermee af voor de omgeving. Zijn muziekdoosje trok een cirkel van geluid om hem heen, waar het motorlawaai van een naderende auto niet doorheen drong. Dat dat levensgevaarlijke gevolgen kan hebben, nam de jongeman op de koop toe.
Foeteren op zo’n passant heeft weinig zin - hij was zo geabsorbeerd door zijn muziekspeler dat hij me geen blik waardig gunde toen ik hem rechts inhaalde. Een wijze koning zei, lang geleden: „Het is beter te horen het bestraffen des wijzen, dan dat iemand hore het gezang der dwazen.”
Dat oordeel zou hier naar twee kanten toe wat voorbarig zijn. Want wie is in dit geval de wijze? Is het niet juist verstandig om je af te schermen voor alle wereldse invloeden en je terug te trekken in je eigen sfeer? Het eigen kringetje heeft zo z’n voordelen. Of overheerst juist dan het gevaar?
Goed beschouwd heeft deze wereld, zeker als je door een drukke winkelstraat loopt, wat weg van één groot ballenbad. Een massa individuen die zich voor de ander afsluiten door cirkels om hen heen. Als een traag stromende rivier bewegen ze zich voort door de tijd, af en toe botsend, de een sneller dan de ander. Hier en daar klitten de bollen samen. Soms stapelen ze zelfs op, als sinaasappels in zo’n glazen kolom bij het sappunt van een restaurant.
Het is een versimpeling om daar meteen het beeld van de reformatorische zuil in te zien. Toch zijn er overeenkomsten. Zijn er niet veel zuilbewoners die langs elkaar heen leven en weinig oor voor elkaar hebben? Overheerst vaak niet de schroom om met elkaar te spreken over -of elkaar aan te spreken op- de écht wezenlijke zaken? Vanuit vrees voor wantrouwen of juist voor onbegrip? Dieper nog: vanuit gebrek aan zelfverloochening? De maalstroom gaat verder, maar we doen tegen elkaar alsof er nooit een eind aan komt. Ieder leeft in zijn klein hoekje, terwijl we links en rechts binnen schootsveld liggen van de vijand. Dat kan nooit de bedoeling zijn geweest van de bijbelse opdracht tot een leven als vreemdeling hier beneden.
Maar er is meer aan de hand. Het ontbreekt niet alleen aan onderlinge gesprekken of een luisterend oor voor zuilgenoten onderling, ook het geluid naar buiten toe verstomt. Evenals de jongeman taal noch teken gaf toen ik hem passeerde, lijken veel christenen er gemakkelijk het zwijgen toe te doen. Hoewel Christus zegt dat een stad op een berg niet verborgen kan zijn, lijden velen aan lauwheid. Of ze zijn nauwelijks van de wereld te onderscheiden, óf ze zien de omstanders al snel voor zwijnen aan, waar ze geen parels voor hoeven te werpen. De wereld roept luid dat God niet bestaat - maar het zwaard van het Woord blijft onbenut.
Ook hier kunnen de gevolgen letterlijk levensgevaarlijk zijn. Niet alleen persoonlijk. Gods geboden krijgen steeds minder zeggingskracht in de samenleving. Ook Zijn Koninkrijk lijdt: de Naam van de Koning wordt gesmaad.
Het spanningsveld tussen vreemdelingschap en getuige zijn is te ingewikkeld om in een enkele pennenstreek te schetsen. Waar het ten diepste aan mankeert is dat we zelf zo graag in het middelpunt van die cirkel staan.
Een bejaarde predikant beschreef eens het leven van Paulus in termen van cirkels, aan de hand van diens getuigenis aan Filippi: „Het leven is mij Christus.” Door zijn opvoeding en opleiding had Paulus in dat middelpunt plaatsgemaakt voor Mozes. Na de verschijning van de opgestane Jezus, op weg naar Damascus, stond Christus in het middelpunt. Wie zo leeft, luistert niet alleen, maar laat ook van zich horen.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het RD.