Dat heeft de Raad van State woensdag in een opmerkelijke uitspraak bepaald.

Binnenlandse Zaken weigerde eerder de aardappeltelers in Den Deel schadeloos te stellen voor de hevige regenval in 1998. Eind oktober van dat jaar liep als gevolg van neerslag, een overvol Lauwersmeer en het uitzetten van het gemaal Den Deel een groot deel van het gebied ten oosten van Middelstum onder water. Daarop gingen vele hectaren aardappels ter waarde van meer dan 2 miljoen euro verloren.

Het kabinet stelde een speciale wet op om mensen die als gevolg van de extreme regen schade hadden geleden, te compenseren. Maar Groningse en Drentse boeren die land in zogeheten boezemgebieden hadden, kregen geen geld uit de rampenpot. Alleen boeren met land in de laaggelegen polders kwamen in aanmerking voor de WTS2-gelden.

De Raad van State stelt dat de WTS-regeling bedoeld is voor schade die is veroorzaakt als direct gevolg van de extreme regenval in Drenthe en de gevolgen daarvan in de omgeving. De hoge waterstanden in Den Deel zijn volgens de Raad van State geen direct gevolg van de extreme regenval in Drenthe. Ze zijn ’slechts’ het gevolg van de zware regenval in Groningen, iets wat niet onder de WTS-regeling valt.

Hoewel het water uit De Deel door de waterafvoer uit Drenthe niet via de Electraboezem kon worden afgevoerd, kon het water nog wel via de sluis in Oosterdijkshorn worden weggepompt. Dat die sluis en andere sluizen het water niet aankon, waardoor het water in De Deel steeg en de aardappeloogst mislukte, is een geval van ”jammer maar helaas”, aldus de rechter.

Overigens heeft de Raad van State lang de tijd genomen voor een oordeel in deze kwestie. Na de rechtszitting van augustus 2004 is de zaak heropend en heeft het rechtscollege aanvullende vragen aan de minister gesteld.