Laat onafhankelijke raad wetten toetsen
Rechters moeten wetten aan de grondwet kunnen gaan toetsten, is de inhoud van een initiatiefwetsvoorstel. Drs. F. A. J. Th. Kalberg
vreest dat zo’n aanpak niet werkt. Hij is bang voor beschadiging van de positie van de koning en pleit voor een onafhankelijke constitutionele raad. Bij de Eerste Kamer der Staten-Generaal is momenteel aanhangig het initiatiefwetsvoorstel van kamerlid Halsema (GroenLinks) om de rechter de bevoegdheid te verlenen formele wetten te toetsen aan een aantal grondrechten. In dit wetsvoorstel is gekozen voor een systeem van gespreide toetsing. Dit wil zeggen dat de toetsing gaat behoren tot de taakuitoefening van iedere rechter die in een concreet geschil wordt geconfronteerd met mogelijke strijdigheid tussen een formele wet en een grondrecht. De rechterlijke toetsingsbevoegdheid beperkt zich tot de bepalingen uit de Grondwet, die de burgers een onvervreemdbaar (subjectief) recht verlenen. In de literatuur en het spraakgebruik worden deze bepalingen aangeduid als klassieke grondrechten.
Verdrag
De fracties van de SGP en de ChristenUnie in de Tweede Kamer staan positief tegenover het voorstel tot gedeeltelijke opheffing van het constitutionele toetsingsverbod uit de Grondwet. Kamerlid Van der Staaij (SGP) stelt dat door de opheffing van het constitutionele toetsingsverbod voortaan niet meer -met voorbijgaan van de Grondwet- de toevlucht hoeft te worden gezocht tot toetsing aan supranationale regelgeving.
Rouvoet (CU) wees er ter motivering van zijn standpunt op dat de constitutionele toetsing ertoe kan bijdragen dat de Grondwet meer gaat leven.
In zijn vergadering van 14 oktober 2004 heeft de Tweede Kamer het onderhavige initiatiefwetsvoorstel aanvaard. Alleen de aanwezige leden van de fractie van het CDA hebben tegen dit wetsvoorstel gestemd.
Trouw
Hoewel er een dringende behoefte bestaat aan een deugdelijke toetsing van formele wetten aan de Grondwet, vraag ik mij af of het met de staatsrechtelijke positie van de koning binnen het bestel van onze constitutionele monarchie wel strookt om de oplossing van het toetsingsprobleem te zoeken in een gedeeltelijke opheffing van het toetsingsverbod voor de rechter. Juist omdat Nederland een constitutionele monarchie is, is het niet onbelangrijk op welke wijze die toetsingsmogelijkheid wordt geschapen. Immers, de koning(in) zweert bij de inhuldiging trouw aan de Grondwet en belooft daarbij die te zullen onderhouden en handhaven. In artikel 87 lid 1 van onze Grondwet is bepaald dat een voorstel wet wordt zodra het door de Staten-Generaal is aangenomen en door de koning is bekrachtigd.
Wanneer aan de rechter de bevoegdheid zou worden verleend om reeds totstandgekomen formele wetten op hun grondwettigheid te toetsen en hij in een bepaald geval een wet geheel of gedeeltelijk ongrondwettig zou verklaren, dan zou de koning aan de bekrachtiging van het wetsvoorstel waarvan achteraf wordt vastgesteld dat het met de Grondwet op gespannen voet staat, medewerking hebben verleend. Dit zou het aanzien van onze constitutionele monarchie niet verhogen.
Daarom dient die constitutionele toetsing als extra waarborg in het kader van het wetgevingsproces plaats te vinden, dat wil zeggen nog voordat de koning besluit of hij tot bekrachtiging van het door de Staten-Generaal aangenomen wetsvoorstel zal overgaan. Dit houdt in dat het sanctierecht van de koning dient worden versterkt.
Daarom zou de constitutionele instelling van een van de ministerraad en de Staten-Generaal onafhankelijke instantie die de door het parlement aangenomen wetsvoorstellen op hun grondwettigheid toetst zeer wenselijk c.q. noodzakelijk zijn.
Tevens is het gewenst dat de koning bij de uitoefening van zijn sanctierecht wordt bijgestaan door een daartoe in het leven geroepen college, waarvan hij het voorzitterschap bekleedt.
Constitutionele raad
Ik verwijs naar de door kamerlid Luchtenveld (VVD) tijdens het onderhavige kamerdebat gedane suggestie om de toetsing te doen geschieden door een constitutionele raad, waarin deskundigen op het gebied van de Grondwet en bestuurlijke personen zitting nemen en die zich over de grondwettigheid van aan hem voorgelegde, door de Staten-Generaal aanvaarde wetsvoorstellen zou kunnen uitspreken nog voordat deze van kracht worden. Deze raad dient zich dan uitsluitend met die toetsingstaak bezig te houden, terwijl de benoeming van de leden van die raad op zodanige wijze geschiedt dat de onafhankelijkheid ook daadwerkelijk is gewaarborgd. De raad adviseert dan in de slotfase van het wetgevingsproces de koning over al dan niet grondwettigheid van door de Staten-Generaal aangenomen wetsvoorstellen.
Wanneer de raad in meerderheid met de koning tot het oordeel komt dat een bepaalde wet zich niet verdraagt met een of meer bepalingen van onze Grondwet gaat de koning niet tot bekrachtiging van de wet over en geeft hij de ministerraad en de beide Kamers der Staten-Generaal daarvan kennis. Op die wijze kan het sanctierecht van de koning, zoals indertijd door jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman is bepleit, meer effectief worden gemaakt.
De auteur is gespecialiseerd in staatsrechtelijke en politieke onderwerpen en is de schrijver van het boek ”De staatsrechtelijke positie van de oranjemonarchie in de herziene grondwet”.