Christelijk geloof als levensfilosofie
Titel:
”Filosofie als levenskunst”
Auteur: Geert Van Eekert, Guido Vanheeswijck en Koenraad Verrycken (red.)
Uitgeverij: Damon, Budel, 2004
ISBN 90 5573 563 9
Pagina’s: 187
Prijs: € 16,90. De eerste christenen zagen zichzelf als mensen die een nieuwe levensfilosofie brachten. En dat sloeg aan: velen verlieten de heidense filosofieën en bekeerden zich tot het christelijk geloof. Het boek ”Filosofie als levenskunst” maakt duidelijk dat christenen vandaag, net als de eerste christenen, zich kunnen onderscheiden door te laten zien wat het geloof betekent voor het leven.
Het leven van de postmoderne medemens is minder vrolijk dan het lijkt. Zijn leven mist samenhang. Hij heeft geen duidelijke normen die zijn gedragingen kunnen sturen en staat daardoor onzeker in het leven. „Veel mensen ervaren hun leven als flauw, middelmatig en laf. Zij missen de overtuiging voor het goede leven.” Dit is te lezen in ”Filosofie als levenskunst”. De christelijke ”levensfilosofie” lijkt, net als in de tijd van Augustinus, de oplossing voor dit probleem te zijn.
Het boek is ontstaan uit een serie lezingen die op 25 oktober 2003 werden uitgesproken aan de Universiteit Antwerpen. Het bevat opstellen over onder anderen John Kekes, een Engelse filosoof die in 2002 een belangwekkend boek het licht doet zien: ”The art of life”. Over Montaigne, een jurist uit de zestiende eeuw die zijn werk neerlegt om te genieten van rust en boeken, en daardoor gedeprimeerd raakt. Over Schopenhauer, die in zijn leven het tegendeel laat zien van de filosofische boodschap die hij uitdraagt. Over Jaspers en Heidegger, die volgens de schrijvers ten onrechte worden beschouwd als vertegenwoordigers van het existentialisme. Kortom, zeer verschillende figuren uit zeer verschillende tijden zijn rond het thema ”levenskunst” bijeengebracht. De laatste drie bijdragen gaan in op de betekenis van de filosofie voor het leven.
Heldenmoraal
Hoe filosofisch is de levenskunst? Uiteindelijk totaal niet, zo leert het eerste hoofdstuk. Daarin staat de theorie over het goede leven van John Kekes centraal. Zijn opvattingen zijn beïnvloed door de deugdenethiek van Aristoteles. Een groot deel van het opstel wordt in beslag genomen door een uiteenzetting van zijn ideeën. Erg spannend is dat niet, eerder saai. Vervolgens worden die ideeën voor een belangrijk deel afgewezen. De manier waarop dat gebeurt is verrassend. Kekes wordt het volgende verweten: „Hij heeft geen oog voor mensen die lijden buiten hun schuld. Hij kent geen mededogen met hen die lijden door hun eigen toedoen. Hij heeft sowieso geen enkele belangstelling voor de onbekende medemens.”
Dan volgt geen argument maar een schimpscheut: „De ethiek van Kekes gaat alleen over de mensen thuis. Als er helden bestaan, zitten ze daar. Tot zover een heldenmoraal uit de provincie.” Het is onthullend dat filosofische argumenten hier geen enkele rol spelen. De schrijvers laten hun morele overtuiging spreken. Daar is uiteraard niets mis mee. Het laat alleen wel zien dat er een punt is waar de filosofie het laat afweten. Zij kan niet duidelijk maken waarom mensen goed moeten leven. Zij kan evenmin duidelijk maken wat dat goede leven inhoudt.
Problematisch
Filosofie als levenskunst is daarom nogal problematisch. Daarover heeft Roel Koeken het in zijn bijdrage over ”Filosofie als therapie? Over de spanning tussen filosofie en het ’geleefde leven’”. Filosofie wordt als bron van zingeving in boekhandels op één hoop gegooid met vage zaken als antroposofie, esoterie, zen, yoga en religie. Voor de cultuurpagina’s van kranten geldt iets dergelijks. Zij bieden plaats aan filosofische of literaire beschouwingen, aan culinaire secties, aan bijdragen over gezondheid en hygiëne, aan besprekingen van films en interviews met beroemdheden. Het behoort volgens Koeken allemaal tot de sfeer van de vrije tijd. Het vormt een tegenwicht voor „het jachtige publieke leven waarin er tijd noch ruimte is voor reflectie.”
Het voorgaande roept de vraag op: Overleeft de filosofie de levenskunst? In de bijdrage ”Een bedenkelijke verhouding. Over filosofie als bijslaap van de levenskunst” stelt Ignaas Devisch de vraag aan de orde wat de rol van filosofie kan zijn met betrekking tot levenskunst. Hij beargumenteert dat de mens niet autonoom aan zijn leven zin kan geven. De taak van de filosofie moet volgens Devisch zijn het onderzoeken van de vraag naar de zin van het leven. Te beginnen bij de veronderstelling dat de mens een autonome zingever is wiens leven op een kunst of kunde moet uitdraaien.
Nieuwe filosofie
De bundel wordt voorafgegaan door een korte inleiding. Daarin is te lezen dat het beginnende christendom zich presenteert als „een filosofie in de laatantieke betekenis van het woord, dus als een levenswijze die de heidense praktijk van ’geestelijke oefeningen’ overneemt en corrigeert. Het monnikenwezen dat in de vierde eeuw opkomt is eigenlijk een radicalisering van deze ’christelijke filosofie’.”
De vroege christenen zien zichzelf dus als mensen die een nieuwe levensfilosofie brengen, zo wordt hier gezegd. In hun leer gaat het om het leven. En dat slaat aan. Velen verlaten de heidense filosofieën en bekeren zich tot het christelijk geloof. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de bekering van de kerkvader Augustinus, zoals hij die beschrijft in zijn ”Belijdenissen”. Ondanks zijn mooie carrière en zijn vermaak ervaart hij zijn leven als leeg en onbevredigend. Net als de postmoderne mensen van nu. Na zijn bekering verandert hij zijn levenswijze. Hij breekt met zijn vriendin, legt zijn werk neer en trekt zich terug in een soort kloostergemeenschap.
In het eerste hoofdstuk van dit boek is te lezen: „Een van de problemen van de moderne tijd is (…) dat veel mensen misschien wel heel graag een of meer echte idealen zouden willen hebben, maar dat het hen eenvoudigweg niet lukt om van de bijzondere waarde daarvan voor henzelf overtuigd en doordrongen te raken.” Op dit punt blijkt het onderscheid met een christelijke levensstijl, waarvan de kern de navolging van Christus is. ”Filosofie als levenskunst” maakt duidelijk dat christenen vandaag, net als de eerste christenen, zich kunnen onderscheiden door te laten zien wat het geloof betekent voor het leven.