Verkeersnorm beter inprenten bij burger
De verloedering van het verkeersgedrag neemt snel toe. Onbevredigend en een kostenpost. Toch moeten verkeersnormen beter bij weggebruikers worden ingeprent. Actieve handhaving is daarbij het meest effectief, stelt prof. mr. M. Otte. Uiteindelijk zal echter het gedrag van de automobilist moeten veranderen.
Hoe wangedrag in het verkeer te bestrijden? Op verzoek van deze krant zal ik in deze bijdrage daarop ingaan.
Wie deelneemt aan het verkeer ziet alom de verloedering van het verkeersgedrag. Verkeersdeelnemers snijden, kleven, geven geen voorrang, rijden door rood, zijn onbeschoft en zijn in veel opzichten het voorbeeld van hoe de wetgever het niet bedoeld heeft.
Dat is ernstig. In de eerste plaats omdat een tekortschietende handhaving door de politie leidt tot verlies van overheidsgezag.
In de tweede plaats omdat het verkeer bij uitstek het gebied is waarop mensen met elkaar op een goede manier moeten omgaan. Indien we er niet langer op mogen vertrouwen dat anderen zich aan de verkeersregels houden, kunnen wij ook niet in een zeker vertrouwen onze weg vervolgen. Verkeersdeelnemers zijn bij een te lichtvaardig vertrouwen op veilig gedrag van anderen hun leven niet zeker.
In de derde plaats zouden de vele verkeersovertredingen ons een grote zorg moeten zijn vanwege de vele doden die ons land voortdurend te betreuren heeft. Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn er meer dan 100.000 mensen in het verkeer omgekomen. Het leed is onnoemelijk.
Ten slotte kost de verkeersonveiligheid ons jaarlijks vele miljarden euro’s, die daarmee onttrokken worden aan andere maatschappelijke zorgen die door geldtekort niet goed kunnen worden opgelost.
Oplossingen
Het probleem is dus groot; de oplossingen moeilijk. Ik zal twee oplossingen bespreken.
In de eerste plaats: veelvuldig wordt geroepen dat de straffen in Nederland te laag zijn. Veroorzakers van dodelijke verkeersongevallen krijgen meestal een werkstraf van hooguit een paar honderd uren opgelegd. Dat is naar het oordeel van veel burgers te laag, maar naar het oordeel van de meeste strafrechters en officieren van justitie billijk. Billijk, omdat er sprake is van een vervolging voor een schuldmisdrijf. Dit schuldmisdrijf, artikel 6 Wegenverkeerswet, gaat in de kern om onvoorzichtigheid. Onvoorzichtigheid die ons allen kan overkomen. Daarop is geen hoge straf van toepassing.
Indien we echter veel verkeerswangedrag bezien, is er sprake van het bewust nemen van grove risico’s. Men rijdt niet per ongeluk door rood licht, men is niet per ongeluk dronken achter het stuur gaan zitten en het gaspedaal gaat niet vanzelf omlaag. In wezen is bij veel verkeersovertredingen geen sprake van schuld maar van opzet.
Willen politici hogere straffen, dan zal het schuldmisdrijf in de Wegenverkeerswet moeten worden vervangen door een opzetmisdrijf. In mijn vorig jaar gehouden oratie ”Opzet en schuld in het verkeer” heb ik deze wetswijziging bepleit. Daarmee zou bovendien recht gedaan worden aan de ontwikkeling dat reeds vele decennia in veel strafwetten opzetmisdrijven zijn ingevoerd. Vervolging en berechting op basis van opzetmisdrijven zouden wel hogere straffen rechtvaardigen. Het is een oude huiselijke wet dat het expres handelen zwaarder bestraft moet worden dan het per ongeluk een ramp veroorzaken.
In de tweede plaats: er is een tiental jaren geleden voor gekozen de verkeersovertredingen via het administratieve recht af te handelen en niet meer door middel van het strafrecht. De wetgever gaf als reden op dat het toch maar om bagatellen zou gaan. Dat nu is een zeer onjuiste voorstelling van zaken. Zolang het negeren van het rode licht geen ongeval oplevert, is het klaarblijkelijk een bagatel, dat met een paar honderd euro administratief kan worden afgedaan. Zodra dit gedrag tot een dodelijk ongeval leidt, is het land te klein en zouden vele jaren gevangenisstraf op zijn plaats zijn. Inconsequent!
Geen bagatel
Het eerste wat dus moet gebeuren is dat de politiek en de wetgever benoemen dat overtredingen geen bagatellen zijn. Naast dit verkeerde signaal van de wetgever zijn de gevolgen van het niet langer strafrechtelijk handhaven groot.
Ik noem twee nadelen. Als eerste, Nederland is in de wereld uniek door het hoge aantal bekeuringen op kenteken. Dat is een relatief goedkope handhavingsmethode en lucratief voor de schatkist. Maar omdat we in Nederland op kenteken bekeuren en niet de bestuurder flitsen, is invoering van een puntenstelsel niet mogelijk. De politie heeft immers geen zekerheid dat de geflitste auto ook bestuurd werd door degene op wiens naam het kenteken staat. Het strafrecht maakt vervolgens dat op zo’n manier geen strafpunten aan het rijbewijs kunnen worden toegevoegd.
Een tweede nadeel van de huidige manier van handhaven is dat geen strafblad van de overtredingen wordt opgemaakt. Dat is ook terecht, want er is geen sprake van strafrechtelijke handhaving. Een gevolg is echter wel dat de strafrechter die een veroorzaker van een dodelijk verkeersongeval moet berechten, geen zicht heeft op iemands verleden als verkeersovertreder en met mogelijk eerder gemaakte overtredingen geen rekening kan houden.
Een voorbeeld: iemand die tientallen malen te hard rijdt en pas de dertigste keer een dodelijk ongeval veroorzaakt, kan door de strafrechter niet hoger bestraft worden, want de rechter heeft geen weet van die eerdere overtredingen.
Strafrecht centraal
Kortom, het strafrecht moet weer een centrale plaats krijgen bij de handhaving van verkeersovertredingen en de norm moet weer beter worden ingeprent bij de burger. Het volschieten van fotorolletjes door middel van radarcontroles en het vervolgens toesturen van een acceptgiro heeft een minder indringend effect op de burger dan staande gehouden worden door de politie als overtreder.
Soms zijn hogere straffen gerechtvaardigd, maar de wetgever staat dat in de weg door het centrale schuldmisdrijf in de Wegenverkeerswet niet te vervangen door een opzetmisdrijf.
Aanpakken
Ten slotte: Deze en andere voorstellen kunnen de handhaving, vervolging, berechting en bestraffing van verkeerswangedrag verbeteren, maar zullen het nooit oplossen. Vaak wordt mij gevraagd waarom een verkeersvandaal niet zwaarder wordt aangepakt. Op dat soort vragen is geen toereikend antwoord te geven. Het aanschouwen van de huidige verkiezingsretoriek en de vele beloften die de partijen voorhouden, stemt moedeloos. Enig historisch -desnoods bijbels- besef leert dat alle pogingen van de mens om de samenleving naar zijn hand te zetten, gedoemd zijn tot mislukken. De goede voornemens van de mens breken vaak bij de handen af.
Een dergelijk maatschappijbeeld dwingt ons -in ieder geval mij- tot het weren van hooggestemde verwachtingen van het strafrecht. We moeten ons voortdurend realiseren dat de politiek, de wetgever en de rechter een dure plicht hebben om te proberen de maatschappelijke problemen, zoals de verkeersonveiligheid, te beheersen. Deze plicht kan echter slechts uitgeoefend worden in het besef dat geen enkel kabinet, geen strafrechter en geen politicus het probleem ten volle kán oplossen.
Hogere straffen zullen op zich niet helpen. Hoe veilig de wegen ook gemaakt worden, hoe streng de straffen ook worden, verkeersonveiligheid zal altijd blijven bestaan.
De onveiligheid wordt uiteindelijk veroorzaakt door de mens zelf die in te grote haast, uit eigenbelang en onnadenkend zijn weg vervolgt en te weinig acht slaat op het feit dat hij met zijn overtredingen letterlijk met het leven van andere weggebruikers speelt.
De auteur is raadsheer bij het gerechtshof Arnhem en hoogleraar verkeersrecht Rijksuniversiteit Groningen.