Een rok aan bij min veertig
Titel:
”De illustrator geschetst. Het werk en leven van Jaap Kramer”, onder redactie van David de Poel
Uitgeverij: Reco, Bedum, 2005
ISBN 90 76457 10 7
Pagina’s: 200
Prijs: € 39,50; te bestellen via www.uitgeverij-reco.nl en tel. 050-5259340. Zijn laatste en tevens grootste project was de vorige maand verschenen kinder- of jongerenbijbel van Laurens Snoek. Jaap Kramer illustreerde de twee kloeke delen - wie had het ook anders moeten doen? Het overzichtsboek ”De illustrator geschetst” geeft een doorkijkje in het leven van de man die generaties kinderen heeft voorzien van verantwoorde tekeningen bij hun leesvoer.
Snuf de hond? Geïllustreerd door Jaap Kramer. De Maaike en Marijke-serie? Hun gezichtjes zijn van Kramer. De Niels-boeken van Marsman? Bert Wiersema’s Chris en Jorieke? Of de Rode Ruiters-serie? De boeken zouden er niet zijn zonder de Groninger.
Christelijke kinderboeken en jeugdboeken, ze verschijnen onophoudelijk en worden haast even onophoudelijk door Jaap Kramer van tekeningen voorzien. De teller staat inmiddels op ruim 500. In 2000 werd een selectie van het vele werk van Kramer tentoongesteld in het Grafisch Museum in Groningen.
Voor de Groningse uitgeverij Reco reden om een gedenkboek uit te geven. Onlangs zag ”De illustrator geschetst” het licht. Het kleurrijke werk is geredigeerd door David de Poel, maar is voor het leeuwendeel het werk van Kramer zelf, evenals -maar dat is vanzelfsprekend- de vele illustraties. „Als ik van tevoren had geweten hoeveel werk het was, was ik er waarschijnlijk niet aan begonnen”, zegt Kramer nu. Des temeer reden om blij te zijn met het resultaat, dat in een veelkleurenpalet laat zien waartoe de „illustere illustrator” -de term is van Bert Wiersema- in staat is. Ook tekeningen uit de kindertijd van Kramer ontbreken niet.
Kabouters
Dat Jaap Kramer realistisch te werk gaat, is een understatement. Hij gaat ongelooflijk goed na of zijn tekeningen kloppen of niet. Een genot voor zijn opdrachtgevers uit de reformatorische gezindte, denkt Kramer. „Het moet altijd kloppen wat ik teken. Boeken voor de christelijke uitgeverijen moeten in principe echt gebeurd kunnen zijn.” Dus geen kabouters en aanverwante verzinsels zoals heksen, weet de illustrator intussen feilloos. „Terwijl ik vroeger zelf zo graag kabouters tekende”, zegt Kramer met een zweem van spijt in zijn stem. „Nu komt dat er eigenlijk nooit meer van.”
Voor wat hij wél tekent, en dat is haast ongeloofwaardig veel, heeft Kramer een immens archief tot zijn beschikking, dat hij door de jaren heen opbouwde aan de hand van duizenden knipsels. Zo komt er vrijwel altijd een representatief beeld tot stand, soms zelfs tegen wil en dank van de auteur.
Tekenend is het boek ”Tasjesdief in New York”, geschreven door A. Vogelaar-van Amersfoort. Toen ze de illustraties voor het boek onder ogen kreeg, beklaagde ze zich erover dat de mensen die Kramer had getekend erg ouderwets waren gekleed en dat de treinstellen van de New Yorkse metro ook niet overeenkwamen met de huidige werkelijkheid. „Blijkbaar was ze vergeten dat het verhaal zich in de tijd van de Vietnam-oorlog, rond 1970, afspeelt”, aldus Kramer. „Ik heb het tijdstip afgeleid uit het feit dat een van de hoofdpersonen steeds op een brief van haar vriend, die soldaat was in Vietnam, zat te wachten. In mijn map over New York had ik een aantal mooie artikelen uit die tijd gevonden. Mijn knipselarchief had zijn waarde weer bewezen.”
Rok
Een ander illustratief voorbeeld van de realiteitszin van Kramer is een tekening die hij ooit voor een jeugdstrip in het Reformatorisch Dagblad maakte. „Dat verhaal speelde zich af in Canada”, herinnert de tekenaar zich. „Het vroor 40 graden en er lag een meter sneeuw. De kinderen moesten desondanks wel naar school, dat gebeurde per paard. Wat doe je dan als zo’n meisje op een paard zit met 40 graden vorst? Ik heb haar rok uitgedaan en haar een broek aangetrokken. Maar ik kreeg de tekening terug: of ik daar een rok van wilde maken.”
Maar wie een arm kind in de ijzige vrieskou in alleen een rok wil laten lopen, is bij Kramer aan het verkeerde adres. „Dat kan ik toch niet maken, met min 40?” Kramer heft zijn handen ten hemel. „Dat kan ik toch niet máken?” Uiteindelijk vonden krant en illustrator de oplossing: „Het werd een lange broek met daaroverheen een rok. Dat is dubbel warm én verantwoord.”
Kramer schroomt niet een auteur indien nodig zijn werk over te laten doen. Het overkwam de befaamde Bert Wiersema, die in een van zijn series een gezin situeerde op een op hol geslagen trein - alweer in Canada. Om de trein te kunnen stoppen, moesten de gezinsleden de locomotief zien te bereiken. Daarbij klommen ze over een hekje. Maar dat laatste ging niet door: nadat Kramer alle treinstellen van de Canadese spoorwegen had bekeken, bleek dat er niet een is met een dergelijk hekje.
Wiersema beschrijft het voorval als herinnering in het boek voor Kramer. De illustrator stuurde kopieën met Canadese treinen naar Wiersema, zodat die zijn verhaal kon verbeteren. „Gelukkig heb ik het gedaan”, schrijft de auteur in het gedenkboek. „Het verhaal is er nog mooier van geworden. Ze gaan nu over het dak (die zitten gelukkig wel op Canadese treinen).”
Rembrandt
Voor Kramer is het de gewoonste zaak van de wereld dat z’n tekeningen in orde moeten zijn. „Ik doe al die research niet voor niks. Al zou er maar één zijn die merkt dat die trein niet in Canada rijdt, dan zou het er al een te veel zijn.” De Groninger gelooft niet dat hij de enige is die zo te werk gaat. „Volgens mij deden de groten het ook op die manier. Isings had meer beelden in huis dan moeders kon verdragen. En Rembrandt was van hetzelfde laken een pak. Die kocht zich helemaal arm.”
Een van de oorzaken van Kramers nauwgezetheid is een misser rond een oud schip die hij ooit maakte, in zijn beginperiode. Blijkens de tekst van het boek waarvoor de illustratie was bedoeld -”Onder de geuzenvlag” van Piet Prins-, voer het zeilschip met ferme vaart vooruit, door de wind voortgedreven. Dat bleek echter niet uit de illustratie: de zeilen stonden weliswaar gebold, maar naar de verkeerde kant.
Naast het schip kreeg vervolgens ook de tekenaar de wind van voren van een kenner. Voor Kramer vormde het reden om eerst vertrouwd te raken met zijn onderwerp alvorens het te tekenen. „Ik denk nog regelmatig aan die misser”, zegt Kramer. „Het is een soort knop die automatisch omgaat: Je moet nauwkeurig blijven!”
Overbekende stijl
In ”De illustrator geschetst” blijkt niet alleen veel van die nauwkeurigheid, ook Kramers diversiteit komt ruim aan bod, evenals zijn ontwikkeling door de jaren heen. Een tekening uit zijn begintijd vertoont eenvoudige, strakke lijnen en nauwelijks diepte, in tegenstelling tot het meeste werk dat Kramer vandaag de dag aflevert. Zijn techniek bleef veelzijdig: pen, contépotlood, verf en viltstift wisselen elkaar af. „Ik illustreer veel verschillende boeken. Je moet niet vergeten dat Den Hertog en De Banier jarenlang alleen mij hadden. Dan kan het niet zo zijn dat al die boeken dezelfde techniek hebben. Bovendien ben ik niet bijzonder gehecht aan een bepaalde stijl. Bij meesters als Isings en Jetses is dat wel het geval; je ziet al van een afstand dat het een Isings is.”
Ondanks die diversiteit is ook Kramer herkenbaar. Zelfs té herkenbaar, vinden sommige critici. „Statische illustraties in een overbekende stijl”, oordeelt de jury voor de Christelijke Kinderboekenprijs keer op keer in een juryrapport. Of, bij het boek ”De zwarte kaproenen” van Henk Koesveld: „Omslag in de bekende Jaap Kramerstijl. De illustraties zijn historisch verantwoord, maar beelden niet voldoende beweging en emotie uit.”
Kramer is het niet eens met die kritiek. „Het omslag van ”De zwarte kaproenen” vind ik erg geslaagd. Er zit juist erg veel actie in.” Kramer denkt wel dat zijn tekeningen „conservatief” over kunnen komen, „maar kinderen vinden dat niet. En om hen gaat het.”
Kramer-moeheid
Juist door verschillende stijlen toe te passen, probeert de illustrator een Kramer-moeheid te voorkomen. De tekenaar erkent dat zijn producten „niet al te wild” zijn, „maar het is ook voor een bepaald publiek. Ik ben wat dat betreft toch een beetje gebonden. Dat vind ik overigens niet erg, ik geloof dat mijn stijl aardig overeenkomt met wat de uitgeverijen willen. Dat conservatisme past wel bij het reformatorische publiek.”
Kramer rekent zichzelf niet tot dat publiek en noemt zich ook niet christelijk, al genoot hij wel een christelijke opvoeding. „Op een gegeven moment is het balletje gaan rollen in de christelijke wereld”, zegt de Groninger. Het begon met Onze Eigen Krant, een uitgave voor basisschoolleerlingen, en met uitgeverij De Vuurbaak. „En dan gaat het vanzelf. De Banier ziet mijn werk bij Den Hertog en denkt: Durven zij met hem in zee? Dan doen wij het ook. Vervolgens komen de Gebroeders Koster eropaf, en zo gaat het vanzelf. Ik heb zelf nooit achter werk aan hoeven zitten, het kwam op me af.”
De hoeveelheid werk werd zelfs zo groot, dat Kramer het moe werd bepaalde onderwerpen te tekenen. „Vooral de verhaaltjes als: ”Jantje gaat in de tuin spelen. Daar staat een boomhut” heb ik wel gehad. Ik heb nu al honderd boomhutten getekend. Als ik zo’n verhaal onder ogen krijg, denk ik: Die heeft ook even een verhaaltje tussendoor geschreven. Dat vinden ze bij Den Hertog ook. Bepaalde onderwerpen zijn daar intussen taboe. Pietje haalt bijvoorbeeld geen boodschappen meer in de winkel voor moeder. Je moet immers geen boeken uitgeven alleen om het boeken uitgeven.”
Jaap Kramer -volgend jaar hoopt hij 70 jaar te worden- is nog iedere dag aan zijn tekentafel te vinden, zelfs in zijn vakanties. Waarom eigenlijk? „Ik ben nog altijd bang dat ik het tekenen verleer. Ik heb een keer drie weken niet getekend toen ik ’s zomers op vakantie was. Pas in december kon ik mijn eigen stijl weer een beetje terugvinden.”
Picasso
Aan afbouwen denkt Kramer niet. „Nee, nee, nee!” is zijn resolute antwoord, als zou het opperen van de mogelijkheid een duister voorstel betreffen. „Ik zou niet weten hoe het leven er uit zou zien als ik niet onder de tijdsdruk stond van tekeningen afleveren. Het is trouwens ook geen optie; in deze wereld is het hollen of stilstaan.” De illustrator peinst een moment voor zich uit. „Bovendien ben ik nog zo fit als een hoentje. Picasso schilderde nog toen hij al tachtig was.”