Politie haalt kroongetuige Bouterse onderuit
De kroongetuige die in Nederland de doorslag gaf voor de veroordeling van Desi Bouterse wegens cocaïnesmokkel, heeft de betrokkenheid van de vroegere Surinaamse legerleider verzonnen.
Dat blijkt volgens politie en justitie in België uit hun eigen omvangrijke drugsonderzoek naar deze Belgische man, P. van L. De advocaat van Bouterse, mr. I. Weski, wil mede daarom dat de Hoge Raad deze zaak heropent, zodat haar cliënt alsnog kan worden vrijgesproken.
Het gerechtshof in Den Haag veroordeelde de vroegere Surinaamse machthebber in 1999 tot elf jaar gevangenisstraf voor betrokkenheid bij de smokkel van 474 kilo cocaïne van Suriname naar Stellendam. Hetzelfde hof sprak hem destijds wegens gebrek aan bewijs vrij voor zijn vermeende rol bij vijf overige cocaïnetransporten.
De Belgen hebben de gangen van P. van L. vanaf 1992 voor eigen onderzoeksdoeleinden helemaal nagetrokken. Uit onder meer direct afgeluisterde gesprekken, documenten en andere feitelijke onderzoeksgegevens blijkt dat de man niet kan hebben geweten van een eventuele betrokkenheid van Bouterse. Ook komt naar voren dat Van L. totaal andere en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd in andere drugszaken ten opzichte van de verklaringen die hij als kroongetuige heeft afgelegd. Het ANP heeft de Belgische politiestukken hierover ingezien.
De Belgen hebben hun informatie niet alleen uit hun eigen onderzoek gehaald. De speurders kregen ook inzage in een Arnhems onderzoek, twee andere Nederlandse onderzoeken en drugsonderzoeken in Groot-Brittannië, waarbij Van L. verdachte was. De Belgen baseren zich verder op informatie van de Amerikaanse drugsbestrijders van de DEA.
Het gerechtshof in Den Haag had volgens Weski in 1999 de beperking dat de kroongetuige zich kon beroepen op zijn zwijgrecht. Hij was toen namelijk ook verdachte in het eerder genoemde Arnhemse onderzoek. Omdat hij zichzelf in het proces tegen Bouterse als getuige niet hoefde te belasten, kon hij dus belangrijk vragen over zijn betrouwbaarheid ontwijken. Ook daarom kon het hof het waarheidsgehalte van zijn belastende verklaringen nauwelijks toetsen.
Politie en justitie in België hadden daar in een recent onderzoek naar Van L. geen last van. Daardoor zijn er nu nieuwe feiten naar boven gekomen die in de ogen van Weski een heel ander licht op de door haar gewraakte getuigenissen werpen. Ze waren destijds essentieel. Het hof gaf in 1999 in zijn uitspraak aan dat de verklaringen van de kroongetuige doorslaggevend waren om de vroegere machthebber van Suriname te kunnen veroordelen.
„Als de rechters destijds deze informatie en het overige materiaal waar ik nu over beschik, hadden gehad, waren ze zeer waarschijnlijk tot een vrijspraak gekomen", vermoedt Weski. „Ik dien daarom deze week een herzieningsverzoek bij de Hoge Raad in".
De raadsvrouw wijst ook nog op een volgens haar „kwalijke rol" van het openbaar ministerie (OM) in Den Haag, dat Bouterse vervolgde en de deal met Van L. sloot. „Zij moeten op de hoogte zijn geweest van de bevindingen van het onderzoek in Arnhem dat tegen deze kroongetuige liep. Daaruit bleek, zo is nu in België duidelijk geworden, dat justitie toen zelf al had moeten concluderen dat deze man onbetrouwbaar was. Maar zonder Van L. had de zaak geen stand gehouden, dus hebben ze hem ten onrechte, toch gebruikt om mijn cliënt ten koste van alles veroordeeld te krijgen".
Desi Bouterse heeft zijn straf nog niet uitgezeten, omdat Suriname geen eigen staatsburgers uitlevert. Zijn veroordeling is nu extra lastig voor hem, omdat hij hoopt dat zijn partij de NDP 25 mei zal zegevieren bij de parlementsverkiezingen. De vroegere legerleider ambieert in dat geval het presidentschap.
Door zijn veroordeling is het voor Bouterse lastig om bij voorbeeld te reizen. Hij loopt in het buitenland het risico dat hij wordt aangehouden en wordt uitgeleverd aan Nederland om zijn straf alsnog uit te zitten.
Behalve gevangenisstraf hangt Bouterse ook nog een proces in eigen land boven het hoofd. Hij moet zich naar verwachting later dit jaar verantwoorden voor zijn rol bij de Decembermoorden in 1982. De ex-legerleider heeft zelf toegegeven dat hij „politiek verantwoordelijk" is voor de dood van de vijftien tegenstanders van zijn regime op 8 december 1982 in Fort Zeelandia. Maar het is volgens hem „geklets" om te zeggen dat hij zelf heeft geschoten. Bouterse benadrukte overigens recent dat hij zowel van zijn opgelegde straf in Nederland als van de rechtszaak over de Decembermoorden niet wakker ligt.