Botsing tussen boer en burger
„Boeren is een manier van leven waar burgers niets van begrijpen en waar ze zich dan ook niet mee moeten bemoeien.” Veehouder J. Overeem is het „helemaal eens” met de oproep van CDA-kamerlid Mastwijk aan naar het platteland verhuisde stedelingen om zich niet te snel te storen aan hun agrarische buren.
„Het mooiste plekje van Nederland”, noemt Overeem zijn pachtboerderij in Staverden, tussen Elspeet en Ermelo. Het witgeschilderde huis met de groen-gele luiken staat naast de kabbelende Hierdense Beek. „Gisteren zat er op die paal nog een ijsvogeltje”, wijst hij. Tussen de bomen door schemert kasteel Staverden.
Toch was het niet altijd even idyllisch op het erf van Overeem. Jarenlang had de agrariër ernstige problemen met zijn buren. Zij woonden in het huis dat achter Overeems erf staat en klaagden over stank en herrie. Tot vijf keer toe stonden de partijen voor de Raad van State. Voor Overeem is de kwestie een gesloten boek. „Er zijn alleen maar verliezers: zij zijn inmiddels verhuisd en ik mag geen melkkoeien meer houden op deze plek.”
Onder de kap van de buurwoning hangt nog een camera waarmee het erf van de boerderij in de gaten werd gehouden. Als stille getuige van de botsing tussen boer en burger.
Spanningen
De kwestie in Staverden is zeker niet uniek. Deze week wees CDA-kamerlid J. Mastwijk op de toenemende spanningen tussen boeren en burgers. „Stedelingen verhuizen naar leegstaande boerderijen in de buitengebieden. Vervolgens komen zij erachter dat er bij de voordelen van het platteland ook nadelen horen. Zij gaan klagen over herrie, stof en stank.”
De CDA-fractie vindt dat de wereld op zijn kop. Mastwijk: „Die dingen horen gewoon bij het platteland. Mensen moeten niet vreemd opkijken als ze om zes uur ’s morgens het geluid van een hakselaar horen. Of dat ze een mestlucht ruiken als ze met vrienden in de tuin zitten. Voor de CDA-fractie is het simpel: als je in agrarisch gebied een mooi boerderijtje wilt kopen, moet je niet zeuren over lawaai van een trekker of over strontlucht als er een keer mest wordt uitgereden.”
Bij een klacht staan burgers sterker omdat een burgerwoning meer bescherming geniet dan een boerenbedrijf. Zo moeten agrariërs rekening houden met een stankcirkel om de burgerwoning. De stank moet binnen die grenzen blijven. Voor een agrarische bedrijfswoning is die cirkel veel kleiner.
Mastwijk vindt dat de overheid de normen voor burgerwoningen en bedrijfswoningen op het platteland gelijk moet trekken. Dat kan door de burgerwoningen de aparte bestemming van plattelandswoning te geven. „In de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening kan dat prima geregeld worden.” Volgens de CDA’er is er nu al een meerderheid in de Tweede Kamer voor de aanpassing. „Mijn PvdA-collega op dit gebied, Waalkens, is het met me eens.”
Mastwijk is niet de eerste die de toenemende spanningen op het platteland tussen boeren en burgers aankaart. Het college van burgemeester en wethouders van zijn woonplaats Hoogeveen heeft eerder al brieven geschreven aan de ministers Dekker van Milieu en Veerman van Landbouw en aan de leden van de gelijknamige vaste kamercommissies. Volgens het college van Hoogeveen werkt de huidige regelgeving sterk belemmerend voor bedrijfsmatige activiteiten op het platteland. Agrariërs worden weggepest, loodsen komen leeg te staan en er verdwijnen arbeidsplaatsen. In de brieven van B & W wordt de plattelandswoning als oplossing genoemd.
Zeeland
De Drentse gemeente heeft het begrip plattelandswoning niet zelf uitgevonden. In september 2004 stond het woord al in een rapport voor de provincie Zeeland met de titel: ”Platteland Zeeland: Lusten en lasten”. Daarin wordt gesteld dat een bepaalde mate van overlast vanuit de agrarische sector bij het platteland hoort. In het stedelijk gebied is er ook overlast door geur, geluid, stof en verkeer, maar de bewoners hebben daar mogelijk een ander acceptatieniveau. Mensen hebben het nu eenmaal altijd over de „drukke stad” en het „rustige platteland.”
Wat Mastwijk wil, wordt in het Zeeuwse rapport letterlijk omschreven: „Door in de Wet op de Ruimtelijke Ordening de plattelandswoning gelijk te stellen aan een bedrijfswoning kunnen de toelaatbare toelaatbare milieunormen (voor agrariërs, GV) worden verhoogd. Uiteraard blijft een goede bescherming van de gezondheid van alle plattelandbewoners voorop staan.” Om de op het platteland wonende burgers tegemoet te komen, zouden zij meer mogen verbouwen dan wat nu toegestaan is.
Lastig
Het voorstel van Mastwijk lijkt eenvoudig, maar dat is het niet. Woordvoerder Vera Hoogendoorn van het ministerie van VROM noemt een hele rij wetten en richtlijnen die het allemaal behoorlijk lastig maken. „Er komt meer om de hoek kijken dan alleen een Wet op de ruimtelijke ordening. Vooral op het gebied van stank zijn er veel regels. In principe beoordeelt de gemeente of een bedrijf stankoverlast veroorzaakt. Daarbij hanteert zij de Richtlijn veehouderij en stankhinder. Maar in beschermde gebieden gelden weer andere richtlijnen.” Naast de stankwetten is er nog de Wet geluidhinder waar burgers in het buitengebied een beroep op kunnen doen.
Ondanks de kanttekeningen is het ministerie van VROM wel ontvankelijk voor de oproep van Mastwijk. In de nieuwe Wet stank en veehouderij wordt er volgens Hoogendoorn rekening gehouden met het probleem. Hoe dat concreet gestalte gaat krijgen, kan zij nog niet zeggen. Het wetsvoorstel wordt dit jaar aan het kabinet aangeboden.
Kapot gemaakt
„Er zal inderdaad een aantal wetten aangepast moeten worden, maar waar een wil is, is een weg.” Peter de Koeijer, voorzitter van de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO), vindt dat de overheid zich best wat meer mag inspannen om de spanningen tussen boeren en burgers op het platteland weg te nemen. „De overheid piept al snel als er regels aangepast moeten worden, maar dit is gewoon hard nodig.”
Volgens De Koeijer worden er boerengezinnen „kapotgemaakt” door klagende burgers. „Ik ken een voorbeeld op Walcheren waar een jonge boer met een minicamping zijn bedrijf draaiend probeert te houden. De overbuurman stapt bij het minste of geringste naar de Raad van State.”
Zulke gevallen komen volgens de ZLTO-voorzitter steeds vaker voor. „Mensen zijn mondiger en minder tolerant dan vroeger. Als zij op het platteland komen wonen, mag er vervolgens niets meer in de buurt veranderen. Maar om bij de tijd te blijven, moeten agrariërs moderniseren.”
Omdat tientallen stedelingen naar de Raad van State stappen, zijn gemeentebesturen volgens De Koeijer veel voorzichtiger geworden met het verstrekken van vergunningen. „Daardoor duurt het soms jarenlang voordat een boer mag uitbreiden.” De Koeijer vindt het dan ook een goed idee om boer en burger op het platteland gelijke rechten te geven. „Ze staan dan even sterk en genieten evenveel bescherming.”
Als het aan de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) ligt, gaan alle stankcirkels en andere lastige wettelijke bepalingen de deur uit. Woordvoerder Harrie Boertjes: „Als we willen dat boeren en burgers op het platteland elkaar meer gaan verdragen, moet de overheid de wetgeving simpeler maken. Daar worden beide partijen beter van. Ingewikkelde wetten belemmeren agrariërs in hun ontwikkeling en burgers in hun bouwplannen.”
De uitspraken van Mastwijk liggen in de lijn van de visie die de NVM ontwikkelde over wonen op het platteland. Boertjes is voorzitter van de Vakgroep voor Agrarisch en Landelijk Vastgoed. De vakgroep heeft de laatste tijd regelmatig met verschillende overheden rond de tafel gezeten om zijn ideeën te bespreken.
Boer Overeem uit Staverden heeft nog een ander idee om conflicten tussen boeren en burgers te voorkomen. „Verkoop leegkomende boerderijen alleen aan mensen die zelf van het platteland komen. Bied ze desnoods voor wat minder geld aan.” Overeem kent verschillende voorbeelden van agrariërs die hun boerderij alleen aan familie of kerkmensen wilden verkopen. „Dan kregen ze er wel wat minder voor, maar dat hadden ze ervoor over.”
De gemoedelijke plattelander heeft het niet zo begrepen op mensen uit de stad. „Als ze zich aanpassen, heb ik er geen problemen mee. Maar zodra ik van die grote hekken rond een huis zie staan, dan weet ik genoeg. Zulke mensen willen met niemand wat te maken hebben, maar o wee als ze te veel ruiken of horen.”
Overeem zou willen dat de sfeer op het platteland was zoals vroeger. „Iedereen kwam bij elkaar op visite en er was nog sprake van nabuurhulp. Nu denkt iedereen alleen nog maar aan zijn eigen koninkrijkje. Laat elkaar echter in rust en in waarde. Het leven is al broos genoeg.”