Hommage aan een dominee in de politiek
Als jongen droomde Hette Abma dat hij achter het stuur van een auto zat, terwijl de predikanten Kersten en Zandt -vooraanstaande SGP’ers- op de achterbank zaten. Toen Hette Abma inmiddels ds. H. G. Abma heette en voor de SGP in de Tweede Kamer zat, heeft hij deze droom zelf onthuld en uitgelegd als het verlangen om zijn illustere voorgangers alle respect te bewijzen door in hun traditie voort te gaan. Maar zijn latere critici hebben zich wel eens afgevraagd of ds. Abma als bestuurder de SGP-auto wel in de richting voerde die de roergangers op de achterbank wenselijk achtten.Met de droom van de jonge Hette en de vragen die die droom later opriep, is de tragische zijde van de politieke carrière van ds. Abma aangegeven. Bij de brede waardering die er voor hem was, stuitte zijn politieke optreden ook op weerstand. Een van zijn zoons, de Goudse hervormde predikant G. H. Abma, verklaart de „vervreemding” die op een gegeven moment tussen zijn vader en een deel van de SGP is opgetreden, uit inhoudelijke en formele verschillen. Dat de SGP nu Abma’s partijredes heeft uitgegeven, beschouwt hij „dankbaar” als een „rehabilitatie, of beter: een hommage.” Hopelijk luidt de uitgave het begin in van „een meer beeldbepalende inbreng van hervormd-gereformeerden in SGP-kring.”
Het politieke leven van ds. Abma binnen de SGP eindigde in het voortijdig neerleggen van zijn voorzitterschap van de partij, in 1985, en in zijn lijsttrekkerschap van de Gereformeerde Gezindte Partij in de gemeenteraad van Putten, in 1986. Dat leidde bijna tot zijn royement en heeft een schaduw over de laatste periode van zijn leven geworpen. Bij zijn dood was de affaire nog niet bijgelegd.
Het begin van Abma’s politieke loopbaan zou zo’n einde niet doen vermoeden. Het was ds. Zandt die hem aanbeval als lid van het hoofdbestuur. Toen Zandt overleed, volgde Abma hem op als partijvoorzitter. Een jaar later trad hij toe tot de SGP-fractie in de Tweede Kamer.
Toen ds. Zandt hem in 1956 benaderde, moest ds. Abma overigens nog wel snel even lid worden van de partij. Hij had geen staatkundig gereformeerde achtergrond. Hette Abma (geboren in 1917) groeide op in een onderwijzersgezin in het Friese Wouterswoude. Zijn ouders koesterden een band met de bekende hervormde predikant J. H. Koster, door wie zij -aldus Abma jr.- „de bevindelijke waarheid hadden liefgekregen.” Toen zijn vader inmiddels onderwijzer in Ede was, ging Hette -„bij wie van jongs af het verlangen leefde om predikant te worden”- in Utrecht theologie studeren. In Ede kerkte de familie bij ds. H. A. Leenmans, die bevriend was met ds. Zandt en deel uitmaakte van het hoofdbestuur van de SGP. Hette „kreeg kennis” aan ds. Leenmans’ enige dochter, Johanne Hendrina, en vanaf die tijd werd hij „meer vertrouwd met het gedachtegoed van de SGP.”
Maar als predikant -eerst in Driesum (1941-1948) en daarna in IJsselstein (1944-1948)- had hij nog vragen bij de passages uit het SGP-verkiezingsprogramma over het vrouwenkiesrecht, de vaccinatie en de sociale wetgeving. Ook had hij moeite met het onderworpen standpunt dat „enkele leidinggevende figuren uit de Staatkundig Gereformeerde Partij” tegenover de Duitse bezetter innamen en met de wijze waarop de partij met kritiek op het eigen reilen en zeilen omging. Maar als predikant in Rotterdam-Delfshaven (1948-1955) ging hij toch voor kiesverenigingen spreken. „Naar zijn eigen zeggen uit een pastoraal verantwoordelijkheidsgevoel”, aldus ds. Abma jr.
Als predikant van Monster (1955-1959) kreeg ds. Abma echter persoonlijk contact met ds. Zandt. „Die nam als gereformeerdebonder een tamelijk uitzonderlijke positie in. Hij was SGP’er, terwijl de meeste bonders zich het meest verwant voelden met de ARP”, zegt ds. Abma jr. De Delftse predikant droeg hem in 1956 voor als lid van het hoofdbestuur; Abma volgde hem in 1961 op als partijvoorzitter en trad in 1963 toe tot de Tweede Kamer. Hij zou tot 1981 lid van de Kamer blijven, vanaf 1971 als voorzitter van de SGP-fractie. „Mijn vader wilde voluit in de bevindelijke traditie staan en tegelijk de theocratische beginselen van de Reformatie hooghouden. Op die manier is het niet vreemd wanneer je uitkomt bij de SGP. De oudste partij kan erop bogen de oudste papieren te hebben.”
„De combinatie van kamerlid en predikant is nog een heel geding geweest”, aldus ds. Abma jr. „Volgens de kerkorde kon iemand die zitting nam in een vertegenwoordigend lichaam, geen predikant blijven. Maar mijn vader wilde wel blijven preken en de sacramenten blijven bedienen als emeritus. Pas na drie jaar is die strijd beslecht, toen vader die rechten kreeg. Als hij die niet had gekregen, zou hij de Kamer weer hebben verlaten, want hij wilde voor alles zijn eerste roeping trouw blijven.”
Waarom wilde ds. Abma politiek actief worden? Volgens zijn zoon kwam die keuze voort uit „een gevoel van verantwoordelijkheid voor het bredere geheel. Hij wilde geen Chinese muur om de gemeente heen. Hij hing de zeer calvinistische gedachte aan dat de gemeente naar buiten diende te treden en maatschappelijke verantwoordelijkheid moest dragen. In zijn afscheidspreek, uitgesproken op 5 september 1963, zei hij dat hij wel van regiment was gewisseld, maar niet van Koning was veranderd.”
Het woord ”theocratie” is gevallen. Volgens ds. Abma jr. is dat een begrip dat zijn vader binnen de partij tot gemeengoed heeft gemaakt. „Ds. Kersten sprak geloof ik liever van bibliocratie. Mijn vader heeft het begrip theocratie in de SGP geïntroduceerd. Het is door anderen overgenomen, zoals door RD-hoofdredacteur C. S. L. Janse en door ds. Tj. de Jong. De SGP wordt er nu op aangesproken, en overigens ook geconfronteerd met de vervelende associaties die het woord oproept. Maar het moet toch lukken om duidelijk te maken dat het Taliban-regime van een geheel andere orde is dan de SGP sinds de oprichting in 1918 heeft voorgestaan. Het onverdraagzame imago van die partij is ongetwijfeld de grootste belemmering om electoraal te scoren.”
Volgens ds. Abma jr. leidde dat begrip tot het „eerste verzet binnen de SGP-gelederen tegen de partijleider. Het begrip werd in verband gebracht met de theologie van Hoedemaker en Van Ruler. Ik heb mijn vader natuurlijk van nabij meegemaakt en heb wel gezien dat hij in de boeken van deze theologen zat te lezen. Maar hij heeft zich nooit aan hen uitgeleverd. Hij was niemands leerling. Hij bewaarde altijd afstand, ook ten opzichte van Van Ruler en Hoedemaker. Maar het probleem was dat velen dachten dat wie iets van hen overnam, dan hun gehele theologie zou aanhangen. Dat was dus niet het geval.
Met het woord theocratie drukte mijn vader de overtuiging uit dat God de wereld regeert en dat de eerbiediging van Zijn geboden van heilzame betekenis voor land en volk is. Hij voelde zich geroepen in alle bescheidenheid erop aan te dringen daarmee echt rekening te houden. Het was op die manier dat hij de theocratische gedachte wilde uitdragen. Zo staat het ook in het beginselprogramma van de SGP, waar het tot brede gelding brengen van de beginselen als doelstelling is geformuleerd. Mijn vader heeft wel een spanning ervaren tot de democratische vorm van zijn werkterrein, maar theocratie en democratie nooit als onverenigbaar beschouwd. In vele artikelen in het SGP-partijblad De Banier en in brochures heeft hij heel fundamenteel geschreven over de wijze waarop binnen de democratische speelruimte het theocratisch elan binnen de samenleving kan worden vergroot. Het is te wensen dat die stukken ook worden gebundeld en uitgegeven.
Mijn vader heeft de politieke activiteiten van de SGP nooit beperkt willen zien tot het veiligstellen van rechten en vrijheden om de ruimte waarin de gereformeerde gezindte haar geloof kan belijden, te beschermen. De titel van deze nieuwe uitgave luidt: ”Tot welzijn van heel het volk”. Hij wilde niet dat de SGP alleen het belang van de eigen groep zou dienen, maar een zegen voor heel het land mocht zijn.”
Er is een verschil tussen het optreden van ds. Abma, inhoudelijk en qua vormgeving, en „een bepaald deel van de SGP-vertegenwoordigers”, aldus ds. Abma jr. „Sommigen staan in de traditie van het aanzeggen en citeren graag de tekst „O land, land, land, hoor des Heeren Woord.” Vader koos niet voor het aanzeggen maar voor het aanspreken. Hij zocht naar het gesprek om anderen in het geweten te kunnen raken. Hij was wars van het opleggen van zaken. Hij wilde niet rigoureus zijn. Veranderingen moesten een draagvlak hebben, wist hij. Die toonzetting vinden we ook terug in zijn partijredes. Door de heruitgave ervan bestaat de mogelijkheid hiervan kennis te nemen.”
Abma jr. vermoedt dat deze opstelling „het meest vervreemdend heeft gewerkt in de omgang tussen mijn vader en een deel van de achterban van de SGP. Velen vroegen zich af of hij wel op dezelfde lijn zat als Kersten en Zandt. Mijn vader voelde zich zeer verwant met deze voorgangers en citeerde hen vaak om dat te laten blijken. Hij heeft hetzelfde alleen anders gezegd. Hij was speelser en ironischer.”
Door zijn benadering en wijze van optreden heeft ds. Abma in hervormd-gereformeerde kring „veel sympathie” voor de SGP weten te wekken. „Maar binnen de SGP heeft hij slechts van enkelen, zoals G. Holdijk en J. van der Graaf, echt steun ontvangen. Op een gegeven moment is mijn vader zelfs buiten de partij geraakt. Er was een stroming actief die niet de brede steun zocht maar, naar mijn vader zei, en Van der Graaf heeft dat wel eens herhaald, op niet meer uit was dan het behoud van het „ene, dierbare zeteltje.” Door de ontwikkelingen die met mijn vaders opvolging gepaard gingen -tegen zijn zin werd hij opgevolgd door B. J. van der Vlies- heeft de SGP de sympathie van vele hervormd-gereformeerden inmiddels verspeeld. Maar deze uitgave beschouw ik vooral als een erkenning door de SGP van de betekenis van het werk van ds. Abma en van het belang van de hervormd-gereformeerde inbreng. Met die erkenning is de partij in het verleden niet erg scheutig geweest. Misschien dat dat was om een confrontatie met de criticasters te vermijden. Maar met zulk vermijdend gedrag word je profiel vaag.”
Bovendien, vindt ds. Abma jr., is zijn vaders wijze van aanpak en benadering -„waardoor mijn vader binnen de partij onder kritiek kwam te staan”- binnen de SGP intussen overgenomen en gemeengoed geworden. „Zelfs iemand als L. M. P. Scholten heeft dat erkend in het jubileumboek bij het 75-jarig bestaan van de SGP. Het is een benadering die minder grossiert in getuigende kreten, en praktischer is ingesteld, op de politieke situatie ingaat, het Woord concreet probeert te maken.”
Het wantrouwen binnen de SGP heeft ds. Abma gezien als „de smaadheid die je deel wordt als je Christus wilt volgen. Hij schreef dat wantrouwen vooral toe aan de geest van het farizeïsme die de SGP lange tijd heeft geterroriseerd en die hervormd-gereformeerden kopschuw heeft gemaakt. Mijn vader was een irenisch man, die samenbindend wilde werken. De verhoudingen liepen vooral stuk op zijn gevoel voor recht en gerechtigheid. Hij heeft zeer geleden onder alle onheuse aanvallen op zijn persoon, maar hij sjoemelde niet om vermeende partijbelangen te dienen. Bij de meeste SGP’ers kwam de hoon vooral van buitenaf, maar bij mijn vader kwam die vooral van binnenuit. Het dieptepunt was de eerste bijeenkomst van de Stichting, waar mijn vader voor een vijand van Gods volk werd uitgemaakt. Van officiële zijde bleef die aantijging onweersproken.
Persoonlijk koester ik geen enkele rancune. Ik zou het toejuichen als het de SGP lukt volstrekt achterhaalde standpunten op te geven en zo de kans te krijgen met brede steun de theocratische gedachte in onze geseculariseerde samenleving uit te dragen. Onze postmoderne samenleving vraagt daarom.”
De essentie van ds. Abma’s leven is uitgebeeld op zijn grafzerk op de begraafplaats van Putten. „Nadat mijn vader zo heel plotseling was overleden, stonden wij voor de vraag wat wij op de rouwkaart moesten zetten. We kwamen uit bij een tekst uit 1 Kor. 15, waar de woorden staan „overvloedig zijnde in het werk des Heeren.” We hebben die tekst iets gewijzigd overgenomen. We wilden niet graag de indruk wekken dat mijn vader een soort workaholic was geweest. Het werd: „levend in het werk des Heeren.” De rimpelingen op de grafzerk symboliseren het diep verborgen werk van God. En dat blijft. Wie gelooft in Jezus, die leeft, ook al is hij gestorven. Onze inzet is niet zinloos, want het werk van God heeft de toekomst.”