Een forse schaduwrand
Geheel volgens verwachting hebben de Britse socialisten de verkiezingen gewonnen. Blair kan voor de derde keer een kabinet vormen. Dat heeft geen enkele Labour-leider eerder gepresteerd.Zijn tegenstander Michael Howard heeft inmiddels zijn vertrek als leider van de Britse conservatieven aangekondigd. De Britse kiezers zagen hem niet als een reëel alternatief.
Toch is er voor Tony Blair en zijn partij niet al te veel reden om te juichen. Het is een overwinning met een forse schaduwrand. Uiteraard was het echt een afgang geweest als ze hun comfortabele meerderheid in het Britse Lagerhuis aan de Tories verloren hadden. Zo erg was het nu nog niet.
Het is echter buiten discussie dat de Irak-oorlog Blair bij deze verkiezingen is blijven achtervolgen en hem forse schade heeft berokkend. Tijdens die oorlog en daarna was hij de belangrijkste bondgenoot van president Bush. Terecht achtte hij het van belang de Irak-oorlog niet helemaal een soloactie van de Amerikanen te laten zijn.
Om parlement en burgers mee te krijgen beklemtoonde Blair dat Saddam Hussein vanwege zijn massavernietigingswapens als een groot gevaar moest worden beschouwd. Nu was Saddam wel een schurk, maar op dat punt konden Bush en Blair hun onrustbarende beweringen niet hard maken. Daardoor kreeg de Britse regeringsleider het voor een politicus dodelijke imago van leugenaar en volksmisleider.
Nu had Blair daarbij een groot voordeel. Was het op het continent meestal zo dat de rechtse partijen achter de oorlog in Irak stonden en de socialisten tegen waren, in Groot-Brittannië lagen de verhoudingen anders. Daar was het de Labourregering die aan de oorlog deelnam en de conservatieve oppositie steunde haar daarbij. Vandaar dat ondanks de grote onvrede onder de Britse bevolking, de deelname aan de Irak-oorlog niet tot het centrale strijdpunt van deze parlementsverkiezingen kon uitgroeien.
Het Britse districtenstelsel biedt de kiezer nu eenmaal weinig alternatieven. Men kon kiezen uit twee kanshebbende partijen, die allebei voor de Irak-oorlog waren. De liberaal-democraten zijn immers vanwege het ’oneerlijke’ Britse kiesstelsel veroordeeld tot een uitzichtloze oppositierol.
Zo kon Blair met niet veel meer dan een derde van de stemmen een duidelijke parlementaire meerderheid veroveren. Wel heeft hij ook binnen zijn eigen partij nogal wat tegenstanders. Geen wonder dat er op gespeculeerd wordt dat Blair deze nieuwe termijn niet zal uitzitten en tussentijds de leiding zal overdragen.
Niet alleen in de internationale politiek, ook op economisch gebied is duidelijk dat de Labour Party onder Blair naar rechts is opgeschoven. De tijd is voorbij dat Labour geleid werd door stakingsbeluste vakbonden en nationalisatie van de voornaamste bedrijfstakken hoog in haar vaandel had staan.
In veel opzichten is Groot-Brittannië een voorpost van Amerika. Onder een conservatieve regering zou dat nog sterker het geval zijn. Dan wel met dit verschil dat in Groot-Brittannië van een relatief sterke positie van christelijke kiezers geen sprake is. Wat dat betreft lijkt het land meer op het geseculariseerde Europa. Dat werkt ook door in de politiek.