Hirsi Ali: Pers vergeet gevaar van islam
De Nederlandse journalistiek gaat gebukt onder zelfcensuur. Daardoor ziet zij het gevaar van de islam slechts op kritieke momenten onder ogen en vergeet het vervolgens weer.
Dat stelde VVD-kamerlid Hirsi Ali dinsdag in een lezing in perscentrum Nieuwspoort in Den Haag ter gelegenheid van de Internationale Dag van de Persvrijheid. Volgens haar is het islamitisch fundamentalisme het grootste gevaar voor de persvrijheid in Nederland. Helaas signaleren de media dat gevaar te weinig, aldus de politica.
Een onderdeel van die censuur is bewust of onbewust geheugenverlies. „Maandag was het een halfjaar geleden dat Theo van Gogh werd vermoord, maar van herdenken is geen sprake.” Kranten besteedden volgens de politica meer aandacht aan de eerste zomerse dag de dag ervoor of aan de voorbereiding van voetbalclub PSV op het duel met AC Milan. „We zijn de moord niet vergeten, maar de onverdraaglijke gruwelijkheid ervan is al verbleekt. Het is oud nieuws.”
De tweede vorm van zelfbeperking noemde Hirsi Ali „de angst om mensen in hun religieuze gevoelens te kwetsen.” Ze betoogde dat in theorie een zeker fundamentalisme deel uitmaakt van elke religie. „Maar in de praktijk zijn de verschillen groot. De SGP is geen al-Qaida. In een levendige democratie is religie, elke religie en elk heilig boek, voorwerp van kritiek en soms ook spot.”
„Islammoeheid”, zo omschreef de politica de derde vorm van zelfcensuur. „U moet mij geloven dat ik er zelf ook wel eens moe van word, maar ik beschouw het fenomeen als een vorm van verdringing. We willen het gevaar niet in al zijn naaktheid zien en gaan het wegrelativeren.”