Goede werken doen
In het jongste nummer van Radix (gereformeerd wetenschappelijk tijdschrift) schenken prof. dr. J. J. Graafland en drs. C. Mazereeuw aandacht aan de relatie tussen het geloof in een hiernamaals en maatschappelijk verantwoord ondernemen, zoals dat begrip enkele jaren geleden in een SER-rapport werd omschreven. Met een aantal (twintig) hooggeplaatste managers werden diepte-interviews gehouden.
Het geloof dat de goede daden van een mens bepalend zijn om in de hemel te komen, blijkt geen prikkel te zijn voor maatschappelijk verantwoord ondernemerschap. Drijfveren in die richting blijken het sterkst aanwezig te zijn bij hen die wel geloven in een hemel en een hel, maar niet van mening zijn dat de goede daden van een mens van invloed zijn op zijn eeuwige bestemming.
Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat de orthodox-protestantse visie op de genade meer maatschappelijk effect heeft dan de rooms-katholieke. De Tilburgse onderzoekers zijn echter terughoudend om het zo te formuleren. De gedachte dat de gelovigen Gods geboden niet doen om beloond te worden maar uit dankbaarheid, komt niet eens voor in de lijst van niet minder dan tien hypothesen die ze hebben opgesteld.
Centraal stond bij hen de hypothese dat het geloof dat goede daden van invloed zijn op iemands positie in het hiernamaals, mensen zou motiveren tot goed gedrag. Die wordt in hun onderzoek niet bevestigd.
Het lentenummer van Christen Democratische Verkenningen, het blad van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, is gewijd aan de media. Dat bevat onder meer een interview met de Franse emeritus hoogleraar Claude-Jean Bertrand.
Bertrand heeft veel gepubliceerd over de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de media. Hij hecht grote waarde aan ”media accountability systems” (zie www.presscouncils.org) zoals de Raad voor de Journalistiek, een gedragscode of een ombudsman. Het kenmerkende van deze systemen is dat ze niet van de overheid uitgaan en evenmin door de wet worden opgelegd.
Volgens Bertrand mankeert er veel aan het functioneren van de media. Daarbij denkt hij vooral aan het weglaten van informatie. Dat doet zich voor wanneer er geen aandacht is voor sluipende ontwikkelingen. Of wanneer serieus nieuws moet wijken voor infotainment. Ook het weglaten van goed nieuws omdat dat minder dramatisch is, rekent hij hiertoe.
Via de raden voor de journalistiek dienen de media verantwoording af te leggen aan het publiek. Die moeten meer zijn dan een klachtencommissie. Overigens moet hij toegeven dat de concrete resultaten van dergelijke raden meestal niet indrukwekkend zijn. Veelal kampen ze met geldgebrek.
Een ander probleem is hun gebrek aan gezag. Dat speelt zowel bij de journalisten als bij het grote publiek. Waarschijnlijk is dat alleen op te lossen door zo’n Raad voor de Journalistiek een meer officiële status te geven, zoals de Commissie Gelijke Behandeling. Maar dat strijdt met Bertrands uitgangspunten.
In de eerste aflevering van het nieuwe tijdschrift Sociologie (een samenvoeging van de Sociologische Gids en het Amsterdams Sociologisch Tijdschrift) stelt Peter Achterberg de vraag aan de orde in hoeverre het stemgedrag nog bepaald wordt door de sociale klasse. Het is minder vanzelfsprekend dan voorheen dat de arbeidersklasse links stemt en de middenklasse rechts.
Volgens de theorie van Inglehart heeft dat te maken met de opkomst van het postmaterialisme. De welvaart is thans zo hoog dat economische strijdvragen op de tweede plaats zijn gekomen. Zodoende worden culturele strijdpunten het belangrijkst.
Daarentegen wordt vanuit de godsdienstsociologie gesteld dat als gevolg van de ontkerkelijking, immateriële thema’s zoals waarden en normen, emancipatie en recht en orde belangrijker geworden zijn. Het gemeenschappelijke referentiekader van vroeger is immers weggevallen. Mensen moeten nu zelf allerlei keuzes maken.
Achterberg heeft de ontwikkelingen in 21 westerse landen onderzocht en komt tot de conclusie dat Ingleharts theorie moet worden afgewezen. Het is primair de ontkerkelijking die leidt tot een nieuwe politieke cultuur. Kennelijk heeft die ontkerkelijking ingrijpender consequenties voor de maatschappij dan velen wellicht verwacht hadden.
Het aprilnummer van Denkwijzer, een uitgave van de ChristenUnie, bevat een interview met dr. Michael Schluter, voorzitter van de Britse Relationships Foundation (www.relationshipsfoundation.org). Schluter ziet relaties als de sleutel tot het welzijn van individu en samenleving.
Relatiepolitiek is daarom van groot belang. Die staat tegenover individualisme, materialisme en pluralisme. Het overheidsbeleid zou mensen aan moeten sporen meer met elkaar om te gaan. Zo acht Schluter het verkeerd dat mensen tegenwoordig vaak ver van hun ouders en familie wonen. Dat is nadelig voor hun relationeel kapitaal.
Binnen de ChristenUnie is het concept van de relatiepolitiek met enthousiasme ontvangen. Gemakkelijk raakt echter bij deze aanpak het normatieve element op de achtergrond. Relaties heb je in soorten. Maar (lang) niet alle relaties zijn positief te waarderen. Centraal moet immers staan hoe ze zich verhouden tot Gods geboden. Dat blijft in dit interview vrijwel buiten beschouwing.
Dr. C. S. L. Janse,
oud-hoofdredacteur RD