Aanstoot geven
Wellicht was het voor ons een geruststellende conclusie. Volgens de godsdienstsocioloog van de VU, prof. H. Stoffels, zijn de bevindelijk gereformeerden de meest stabiele en duurzame orthodoxe groepering. Meer in ieder geval dan de vrijgemaakten en de evangelischen.
Nu kan men inderdaad van de laatste twee zeggen dat zij fors aan identiteitsverlies lijden en steeds meer opschuiven naar het midden van de kerkelijke wereld. Men maakt zich minder dan vroeger druk om allerlei traditionele standpunten en theologische verschillen.
Maar of de bevindelijk gereformeerde zuil nu wel zo stevig staat? Daar kan men z’n vraagtekens bij zetten. Niet alleen is er, zoals Stoffels constateert, een vrij omvangrijke uitstroom. Er is er ook een geestelijke verschraling te constateren, die zich onder meer uit in de opmars van een lichtvaardig geloof. Verder is er onmiskenbaar sprake van verwereldlijking.
Stoffels noemt in dit verband de dure auto’s die hij zag staan bij een bijeenkomst van de VRCL, de club van refozakenlieden. Hij ziet dat als een onmogelijke scheiding van zondag en door de week. Nu kan ik mij inderdaad herinneren dat ik samen met Stoffels deel uitmaakte van een forum op een VRCL-vergadering. Dat is al heel wat jaren geleden en eerlijk gezegd is mij van die dure auto’s niets bijgebleven.
Toch is het niet de eerste keer dat mensen hun verbazing of zelfs verontwaardiging uitspreken over het reformatorische wagenpark. Begin dit jaar reageerde de christelijk gereformeerde prof. G. C. den Hertog op de uitslag van een RD-enquête. Hij was uiterst kritisch over al die dure auto’s in de achterban van het RD. In zijn ogen was een auto van meer dan 35.000 euro principieel onaanvaardbaar.
Daarnaast verbaasde hij zich er zeer over dat in sommige zware kerken jongeren bij toerbeurt wacht moesten lopen bij de geparkeerde auto’s. Hij vond het volstrekt onverantwoord ze daarvoor uit de kerk te houden.
Dat was allemaal nogal zwaar aangezet. Als het gaat om het kerkbezoek van jongeren vrees ik dat er elders in de gereformeerde gezindte wel grotere problemen te signaleren zijn. En het werk van de politie is altijd beschouwd als noodzakelijke zondagsarbeid. Kortom: dit was van links komen met rechtse argumenten. Wie het vatten kan, die vatte het!
Maar is er toch niet iets mis met het autobezit in reformatorische kring? Geeft men daar meer uit aan auto’s dan anderen met een vergelijkbaar inkomen? In ieder geval is in dit verband van belang dat relatief veel RD-lezers op het (verstedelijkte) platteland wonen, waar je meer op de auto bent aangewezen dan in een stedelijk milieu. Daarnaast geldt dat reformatorische gezinnen groter zijn dan gemiddeld. Dat leidt er al gauw toe dat er een grotere en dus duurdere auto nodig is.
Verder zou het wel eens zo kunnen zijn dat men zijn geld liever besteedt aan een auto dan bijvoorbeeld aan vliegvakanties. En men heeft gelukkig ook minder te maken met de extra kosten die een tweede of derde vrouw met zich meebrengen. Die moet je ook niet onderschatten!
Toch blijft het een feit dat in onze maatschappij de auto in hoge mate geldt als een statussymbool. Dat hangt samen met de grote zichtbaarheid er van. Iemand kan een kostbare verzameling boeken of antiek hebben, maar daar rijd je nu eenmaal niet dagelijks mee over straat om die aan iedereen te tonen.
Met een auto ligt dat anders. Ook al is die voor ons primair een gebruiksvoorwerp en is het logisch dat wie er voor zijn werk veel gebruik van maakt, daarom al gauw een duurdere auto zal aanschaffen (als het kan lijden), toch is dat showaspect duidelijk aanwezig. Met een dure auto kan men immers laten zien wie men is. Laten zien hoever men het gebracht heeft in de wereld.
Dat is een reden te meer om daarbij een zekere matiging te betrachten. Zonder nu maximale aankoopbedragen te gaan noemen (die hangen veel te veel af van inkomen en gebruikseisen) geldt ook hier dat het geen kwaad kan om aan de veilige kant te blijven. Ook al omdat die dure auto’s van de refo’s kennelijk in brede kring een gevoelig punt zijn. Geen aanstoot willen geven is een voluit bijbels principe.
De auteur is oud-hoofdredacteur van het RD.