Verzet tegen wettelijk jeugdminimumloon
Minister De Geus van Sociale Zaken verzet zich tegen het instellen van een wettelijk minimumjeugdloon voor 13- en 14-jarigen.
De bewindsman heeft cassatie aangetekend tegen het besluit van het gerechtshof in Den Haag dat deze jongeren recht hebben op een minimumloon.
Dat blijkt uit een brief die hij vrijdag aan de Tweede Kamer heeft geschreven.
Eind vorige maand bevestigde het gerechtshof een eerdere uitspraak van de rechtbank in Den Haag over het minimumloon voor 13- en 14-jarigen. Maar volgens een woordvoerder van Sociale Zaken blijft de minister van mening dat hiermee ten onrechte de indruk wordt gewekt dat deze jongeren volwaardig kunnen deelnemen aan het arbeidsproces.
Sinds 1996 mogen 13- en 14-jarigen licht werk verrichten. De vakcentrale FNV en CNV Jongeren hebben in 2001 een rechtszaak tegen de Staat aangespannen. Volgens de vakbeweging worden de jongeren nu onvoldoende beschermd tegen uitbuiting. Het gerechtshof noemde het ontoelaatbaar dat 13- en 14-jarigen een andere behandeling krijgen dan oudere jongeren. Op dit moment is het minimumloon voor 15-jarigen gesteld op 17,51 euro bruto per dag. Dat komt bij een achturige werkdag neer op 2,19 bruto per uur.
De overheid wil voorkomen dat werken zo aantrekkelijk wordt voor jongeren, dat het ten koste gaat van school en bijvoorbeeld sportactiviteiten. Volgens De Geus is er ook een „objectieve rechtvaardigheidsgrond” voor het maken van onderscheid naar leeftijd. Daarbij wordt gewezen op zelfde leeftijdsgrenzen die worden gehanteerd in andere regels, zoals de Arbeidsomstandighedenwet, internationale richtlijnen en verdragen.
„Daardoor kunnen 13- en 14-jarigen in mindere mate deelnemen aan het arbeidsproces. Zij mogen bijvoorbeeld nog geen vakken vullen in een supermarkt, maar wel kaartjes aan de rekken vervangen”, aldus de woordvoerder van Sociale Zaken. Ook mag pas vanaf 15 jaar de krant worden bezorgd, mits dit niet botst met school.