Kritiek op aanpak loverboys
De gemeente Amsterdam doet onvoldoende om loverboys stevig aan te pakken. Dat concludeerde de Utrechtse criminoloog prof. dr. F. Bovenkerk donderdag.
In een door hem uitgebracht rapport constateerde Bovenkerk dat dwang en uitbuiting in de prostitutie veelvuldig voorkomen. Opvallende conclusie in zijn rapport is dat veel meisjes buiten Amsterdam geronseld worden om in de hoofdstad te gaan werken. Het begrip loverboy noemt hij ”modern pooierschap”.
Tijdens de vergadering van de raadscommissie voor algemene zaken zei Bovenkerk het jammer te vinden dat de driehoek politie, justitie en gemeentebestuur geen prioriteit geeft aan het opsporen van pooiers die vrouwen onder dwang laten werken. „Ik ben verbaasd dat deze belangrijke sector in Amsterdam slechts wordt gecontroleerd door een team van vijf mensen. Als de politie meer zou doen, zouden de meisjes gaan praten en zouden pooiers worden opgespoord.” Hij pleitte voor het opbouwen van een vertrouwensrelatie door de politie, zodat de prostituees gemakkelijker aangifte gaan doen.
Hoofdcommissaris Welten van de politie Amsterdam-Amstelland bestreed deze mening. Hij stelde dat alle 275 seksinrichtingen die de hoofdstad telt elk jaar vier keer worden gecontroleerd, waarmee in totaal 32 mensen van de jeugd- en zedenpolitie zijn belast. Hij stelde dat het souteneurschap op zich niet strafbaar is. De politie kan pas optreden als er sprake is van dwang en als er aangifte gedaan wordt, aldus Welten, die eraan toevoegde dat er vorig jaar twintig zaken geweest zijn die hebben geleid tot aanhoudingen en veroordelingen.
Commissielid H. Bakker jr. (Leefbaar Amsterdam) zei dat het probleem veel groter is dan geschetst. „We hebben signalen binnengekregen dat er op scholen meer geronseld wordt dan in het rapport wordt aangegeven. Het probleem moet bestreden worden, want de slachtoffers lopen geestelijke schade op.”