En nu is Melkert aan de beurt
De verkiezingscampagne is ontegenzeggelijk haar laatste en meest grimmige fase ingegaan. De vraag is nu alleen nog maar wie over anderhalve week als grootste uit de bus komt. Wie kan straks het initiatief bij de formatie naar zich toe trekken en de meeste macht opeisen? Ondertussen verruwt het spel zienderogen. En dat uit zich niet alleen in een toenemend aantal aanvallen op de man, maar ook in het taalgebruik.
Het valt niet alleen de puriteinen onder onze landgenoten op dat de heren politici zich in toenemende mate van onparlementair taalgebruik bedienen. VVD-coryfee Bolkestein zei deze week dat Nederland op het internationale toneel een „pleefiguur” zou slaan wanneer Fortuyn premier zou worden. D66’er De Graaf liet het volk weten dat Nederland in Europa „geen zak” te vertellen heeft.
Het zijn uitdrukkingen die tot voor kort uit de handelingen (de stenografische verslagen van debatten) van de Tweede Kamer zouden zijn geschrapt, of uit de kolommen van deze krant. Maar wie een getrouw beeld van de politieke werkelijkheid wil geven, kan dezer dagen niet om dit soort citaten heen. Ook de onderlinge omgangsvormen raken trouwens sleets. Het tutoyeren en het elkaar aanspreken bij de voornaam is ineens heel gewoon geworden.
Politici zijn zich blijkbaar nauwelijks nog bewust van hun voorbeeldfunctie. In taalgebruik en omgangsvormen hangen zij in toenemende mate de populaire jongen uit. Die zelfvernedering getuigt van de totale afwezigheid van het besef dat de mensen in het land niet stemmen op iemand die op hen lijkt, maar juist anders is: stijlvol en betrouwbaar, iemand die je kunt vragen op je huis en kinderen te passen.
Daarom is het ook wat vreemd dat de heren politici tegelijkertijd wel protesteren tegen de wijze waarop deze campagne wordt gevoerd. De media zijn daarin dominant.
Zoals een boek tegenwoordig niet bestaat als het niet wordt gerecenseerd, zo bestaat een politicus niet als hij niet veelvuldig op de buis verschijnt. Maar dat medium stelt zo zijn eigen eisen: alles moet leuk zijn en snel, zodat een lijsttrekker met wat geluk een seconde of vijftien krijgt toebedeeld om zijn standpunt over een gecompliceerd maatschappelijk vraagstuk in een flitsende ”soundbite” uit de doeken te doen.
De Graaf protesteerde daar deze week tegen. Alleen de amusementswaarde telt nog, de inhoud allang niet meer, luidde zijn verrassende analyse. Wat eraan te doen was, wist hij ook niet. Het medium verstikt de boodschap, zoveel is wel duidelijk.
Degene die van de week het vinnigst uit zijn slof schoot, was de geplaagde PvdA-leider Melkert. Hij zei „over zijn nek te gaan” van de manier waarop de campagne verloopt. En al het „gezeur en gezeik” over zijn imago is hij spuugzat. „Ik ben het zat. Ik-ben-het-zat”, riep hij in Maastricht.
Dit ontroerende tafereel roept ongewild herinneringen op aan 1994. Alleen was het toen niet een PvdA’er die uiting gaf aan zijn machteloze woede, maar CDA-lijsttrekker Brinkman. Die zei toen „te balen als een stekker” nadat zijn partij bij de gemeenteraadsverkiezingen, twee maanden voor de kamerverkiezingen, een pak slaag van de kiezer had gekregen. Beide reacties, zowel die van Brinkman als van Melkert, getuigen van de verongelijkte radeloosheid van kroonprinsen die vaststellen dat de kiezer hun niet gunt waar zij zelf zo op azen: het premierschap.
De afbrokkeling van paars uitte zich eerst in de electorale neergang van D66. En die partij, die altijd wordt gestraft na een periode van regeringsdeelname, staat nog steeds op een halvering van haar huidige veertien zetels. Daarna kwam de VVD in de hoek terecht waar de klappen vielen. De opkomst van Fortuyn bleek vooral het gevolg van een strategische fout van de liberalen. Alhoewel ook de PvdA op verlies stond, hielden de media die partij lang uit de wind. Maar nu is Melkert aan de beurt.
De PvdA staat in de peilingen op een zetel of 30. In de Kamer houdt de partij nu nog 45 zetels bezet. Als Melkert op 15 mei inderdaad niet meer dan 30 zetels behaalt, zou dat een naoorlogs diepterecord betekenen. In 1946, 1948 en 1952 behaalde Drees respectievelijk 29, 27 en 30 zetels, maar toen bestond de Kamer nog uit maar honderd leden.
De PvdA-top ziet dit verlies aankomen en zal de komende dagen nog van alles proberen om dit doemscenario te keren. Kok zal hier en daar opduiken, net als Lubbers in 1994. De PvdA zal verkondigen dat het met dit land slecht zal aflopen wanneer de PvdA buiten de regering blijft. Maar het is de vraag of de kiezer daar een boodschap aan heeft. Een geur van angstzweet vult de ”war room” van Melkerts campagneteam.
Nu de leiders van paars -De Graaf, Dijkstal en Melkert- uit zijn, verwacht Fortuyn dat de media CDA-leider Balkenende „omhoog zullen schrijven” als de belichaming van de laatste hoop op een linkse coalitie waar hij (Fortuyn) buiten staat. Vandaar dat Fortuyn deze week de aanval op Balkenende opende en de boodschap uitdroeg dat wie een rechtse coalitie wil, op hem en op niemand anders moet stemmen.
En zo zijn we weer terug bij het begin: de harde strijd om wie de grootste wordt. De onverkwikkelijkheden zullen de komende dagen vele zijn. Want ieder heeft zo zijn eigen reden om de ander te beschadigen. Het gaat om de macht en dan komen de lelijkste dingen in mensen naar boven. Soms is er voor een partij reden om dankbaar te zijn dat zij campagne voert om haar derde zetel te behouden.