Geen nacht zonder
Titel:
”Geen nacht zonder”
Auteur: Aleid Truijens
Uitgeverij: Cossee, Amsterdam, 2005
ISBN 90 5936 055 9
Pagina’s: 142
Prijs: € 14,90. Kanker is een angstaanjagend woord. Bij Tom, de zoon van Aleid Truijens, wordt kort na zijn vierde verjaardag leukemie geconstateerd. Pas na jaren vol zorg keren de dingen zich ten goede. Van de ziekteperiode van haar zoon doet Aleid Truijens verslag in haar literaire debuut ”Geen nacht zonder”.
Aleid Truijens (1955) is redacteur bij de Volkskrant. De afgelopen 25 jaar schreef zij voor verschillende dagbladen en tijdschriften, vooral over literatuur, en momenteel werkt ze aan een biografie over de schrijver F. B. Hotz.
Truijens start haar debuut sterk. Ze begint over het knuffelkonijntje Poef, zonder wie geen nacht wordt doorgebracht. De steeds viezer wordende, altijd ongewassen bacteriebom is de titeldrager van dit boek.
De schrijfster laat veel van zichzelf zien. Angst voor de sterfelijkheid is altijd aanwezig in haar leven. Toch „komt het mes uit onverwachte hoek”, zegt ze als de diagnose bij haar zoontje gesteld wordt. Heel open laat ze de lezer de ziekteperiode meebeleven. Scherp analyseert ze het gedrag van verschillende artsen tijdens het slechtnieuwsgesprek. Monotone stem, blikmijdende, rondzwervende ogen van de ene arts, maar daarentegen ook de directe en warme aanpak van de kinderarts.
De schrijfster laat de wereld zien die een mens betreedt na een dergelijke diagnose. Een wereld waarin zij zich een slag in de rondte eet om de knagende holte onder haar borstbeen te vullen. Waarin zij samen met haar man profiteert van de ziektewinst die anderen je uitbetalen: een ontelbare hoeveelheid cadeaus, niets doen dan jezelf wentelen in zorgen zonder voor aansteller versleten te worden enzovoort. Een wereld waarin zij ongewild lijstjes maken: „Wie er gekomen waren en wie niet. Wie beloofd had te komen, maar nooit kwam. Wie zich zonder veel woorden ontfermd had over hun dochter die ineens op de tweederangslijst komt te staan.”
Tot hun schaamte delen ze elke bekende in op hun lijst van ’goede en foute’ Nederlanders. Hoe moet je je opstellen als de zoveelste bekende tegen je zegt: „Dat jullie dit aankunnen zeg. Ik bewonder jullie om je dapperheid.” Veel briefschrijvers tonen hun ’barmhartigheid’ per brief omdat ze „menen dat zij nu wel geen behoefte zullen hebben aan bezoek.” Truijens ontleedt de ander, maar ook zichzelf scherp. Ze bekent dat zij „als zure bessen in het bejaardentehuis grimmig te zitten wachten op aandacht.” Troost bieden is een diepte-investering die niet veel mensen blijken te beheersen. Wat dat betreft zijn er heel wat lessen uit dit boek op te diepen.
Truijens heeft een korte, scherpe schrijfstijl. Behorend tot de rasechte Volkskrant-clan grossiert de schrijfster wel in schokkende uitspraken: „Toch lullig dat de grote Rechtzetter zijn gelijk bij mijn kleine Tom kwam halen, en niet bij mij.” Hoewel ze wel zegt naar God te snakken in het ziekenhuis, merkt ze niets van Zijn aanwezigheid. „De grote Boekhouder houdt zich slapend.” Daar voegt ze meteen aan toe dat angst altijd infantiel maakt. Waar zou je ook op wachten? „God woont waar Hij wil”, is haar conclusie. En ze ambieert die bijwoning ook niet echt. De ”brede weg” combineert ze in gedachten met gezelligheid zoals bij ons thuis waar saamhorigheid heerst, terwijl de ”smalle weg” naargeestigheid uitstraalt omdat er uitgestreken koppen te zien zijn waar geen lachje af kan.
Later geeft ze wel toe dat er eigenlijk een vanzelfsprekende minachting bestaat in Nederland als je bekent gelovig te zijn. „De schrijfster die op haar veertigste besluit toe te treden tot de katholieke kerk wordt beschouwd als een enge kwezel”, zegt ze even later. Heeft ze nu Vonne van der Meer op het oog? Ze zegt zich van deze houding te distantiëren, maar etaleert nogal eens dezelfde houding door zich er in negatieve bewoordingen over uit te laten.
”Geen nacht zonder” laat bij mij tegenstrijdige gevoelens na. De stijl met de precisie en het invoelingsvermogen van Truijens vind ik bewonderenswaardig. Je kijkt mee in de hermetisch gesloten wereld van zieken, waarin de dagelijkse wereld totaal over de kop gaat. Maar de visie van Aleid Truijens op God en mens is voor mij te veel volgens een bepaald stramien beschreven. Hoewel de heimwee naar het geloof in een Doel ook wel uitgesproken wordt, overheersen de ironie en de afstand. Verder classificeer ik niet, dat heb ik net afgeleerd na dit boek. De lezer oordele zelf.