Structuren hebben geestelijk draagvlak nodig
In de maatschappij zijn formele structuren van belang. Erop afgeven, is niet zinvol. Het gaat er om hoe ze functioneren. Ook onder ons is sprake van een slijtageproces. Zo reageert dr. C. S. L. Janse op een eerdere bijdrage van dr. C. P. Polderman.
Aan het slot van mijn artikel over het hervormde rapport ”Christen-zijn in de Nederlandse samenleving” heb ik een paar opmerkingen gemaakt over de refozuil. Polderman acht mijn antwoord op de vraag op welke manier deze kan overleven, teleurstellend. Heeft de kritiek te maken met bepaalde misverstanden en het leggen van andere accenten, of zit er meer achter? Ik ben er niet uit.
Ter ondersteuning van zijn standpunt haalt Polderman Jakobus 2 aan. Maar juist daar wordt de samenhang tussen innerlijk en uiterlijk, tussen geloof en handelen beklemtoond. School, politiek, media et cetera doen er wel degelijk toe.
Vervolgens komt de vraag aan de orde waarom de leiders van de refozuil het beter zouden doen dan zij die destijds leiding gaven aan de gereformeerde of de katholieke zuil. Daarvoor zou ik niet alleen willen aanvoeren dat je van de fouten van anderen kunt leren.
Beduchtheid
Belangrijker is dat in reformatorische kring altijd een grote beduchtheid is geweest voor een oppervlakkig christendom. Van Kuypers cultuuroptimisme en verbondsoptimisme wilde men zich verre houden. Men wist van de notie van het vreemdelingschap en besefte dat er meer nodig was dan doop, belijdenis en kerkgang om welgetroost te leven en zalig te sterven. In later jaren markeerde dat ook de afstand tot de vrijgemaakten.
Dat gaf een geestelijk draagvlak aan allerlei organisaties die werden opgericht. Men wist zich daarbij „diep en steil” afhankelijk van de Allerhoogste. Onmiskenbaar staat dat thans onder druk. Er is sprake van een slijtageproces.
Recent signaleerde zowel Fruytier-voorzitter ds. A. Schreuder als VGS-bestuurslid ds. J. P. Boiten, allerlei bedenkelijke verschuivingen. Er is een groeiende invloed van evangelische stromingen en neocalvinistische denkbeelden. Andere gedachten over het geestelijk leven winnen veld onder reformatorische jongeren.
Structuren
Er is inderdaad behoefte aan mensen met een levend geloof. Maar dan wel in de zin van een waar geloof. Dat weet zich verbonden met het gereformeerde voorgeslacht. Zonder dat kunnen structuren en statuten de zuilorganisaties niet levend houden.
Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat formele structuren onbelangrijk zijn. Die heb je ook in het kerkelijk leven nodig. Daarin onderscheidt de geïnstitueerde kerk zich van het conventikel. Ook in de maatschappij zijn allerlei structuren van belang. Het vereist een hele infrastructuur om het RD uit te geven.
Het is niet zinvol om op die structuren af te geven. Het gaat erom hoe ze functioneren. Vandaar ook mijn waarschuwing aan het slot van het artikel over de omgekeerde zuilwerking. De conclusie van Polderman dat we meer geestelijk moeten denken en doen is niet verkeerd, mits we daarbij de bijbelse oproep niet vergeten om de geesten te beproeven of zij uit God zijn.
voetnoot (u17(De auteur is oud-hoofdredacteur van het RD.