Mobiele telefoon groeit niet aan een boom
De industrie staat bekend als smerig en milieuvervuilend. De belangstelling voor werk in deze sector verdwijnt al op jonge leeftijd, want onderwijs op de basisschool wordt vooral gegeven door niet voor techniek geïnteresseerde vrouwen. Hoog tijd voor de tegenaanval. „We moeten de jeugd laten zien dat een mobiele telefoon niet aan een boom groeit.”
Burgemeester R. Vreeman van Tilburg geeft het goede voorbeeld. Recente bezoeken aan scholen leerden hem hoe belangrijk de rol van de plaatselijke overheid is bij het stimuleren van de industriesector in zijn stad. „Vroeger was er wel interesse voor techniek. Toen kwam de burgemeester zelf de vakdiploma’s uitreiken, zo vertelde men mij. Ik heb me toen voorgenomen dat vanaf heden weer te gaan doen. Eén keer per jaar kies ik voortaan een school uit.”
Vreeman is eerste burger in één van de negen industriesteden die zich de komende tijd zullen inspannen om het imago van de industrie in het basis- en het voortgezet onderwijs te verbeteren en de belangstelling voor een technische baan aan te wakkeren. Almelo, Deventer, Eindhoven, Emmen, Hengelo, Hoogeveen, Sittard-Geleen en Zaanstad zijn ook van de partij. Donderdag tekenden zij met het Platform Bèta Techniek een convenant. Doel daarvan is tot het jaar 2010 in het voortgezet onderwijs 15 procent meer leerlingen de technische kant op te sturen.
De eerste samenwerking tussen deze gemeenten, waarin 20 procent of meer van de totale plaatselijke bedrijvigheid tot de industrie behoort, dateert al uit 1999. „Het betrof toen de ict-sector”, weet Vreeman. „Het industriedenken was ouderwets, goed voor het voormalige Oostblok en voor landen als China. In de industrie moest je niet zijn.”
Sinds die tijd organiseren het platform en de gemeenten regelmatig een ”Dag voor de Industrie”. Bedrijven zetten dan hun deuren open voor scholieren. Donderdag werd de dag voor de derde maal gehouden. De negen steden hebben ook een wedstrijd uitgeschreven om het verouderde pictogram voor de bewegwijzeringborden naar industrieterreinen aan te passen aan „het moderne, schone en hightech karakter van tal van bedrijven.”
Het Platform Bèta Techniek rekent af met de veronderstelling dat de industrie is verschrompeld tot een marginale sector. De sector is goed voor ongeveer 15 procent van de werkgelegenheid. Tegenover elke baan in de industrie staat er één in de dienstverlening. De sector is sterk in innovaties en verantwoordelijk voor ongeveer 75 procent van de Nederlandse export(waarde).
Probleem is dat het tekort aan geschoold personeel oploopt. Als gevolg van de vergrijzing neemt vooral de vervangingsvraag sterk toe. Er volgen te weinig jongeren een technische opleiding om daaraan te kunnen voldoen. In de toekomst zal vooral de vraag naar mbo’ers en universitair geschoolden hoog zijn.
Platformvoorzitter A. Kraaijeveld gelooft in de kracht van de regionale acties. „In enkele decennia is het onderwijzende personeel grotendeels vervrouwelijkt. Dat heeft gevolgen. Daarom moeten leerlingen weer het besef krijgen dat alles wat ze om zich heen zien, gemaakt is. Mobiele telefoons groeien niet aan Nokia-bomen.”
Hij beseft dat de overplaatsing van eenvoudig productiewerk naar lagelonenlanden knabbelt aan het imago van de industrie als een sector met een stabiele werkgelegenheid. „Maar dat overplaatsen moet niet worden overdreven. Veranderingsprocessen voltrekken zich al sinds het begin van de industriële revolutie. Het idee dat we alles kwijt raken, is onjuist. Er moet worden geïnvesteerd in technieken en nieuwe productiemachines. En er komt steeds meer behoefte aan mensen met meer opleiding, naar vaklieden met mbo of mbo-plus. Bovendien blijven er vakmensen nodig in de dienstverlening, zoals loodgieters of de timmerlieden.”
Vreeman denkt dat de branche zich de komende tijd meer gaat richten op minderheden. „Bij allochtonen leeft nog te veel het beeld van de ideale commerciële dienstverlening. Men wil zich op een of andere manier ontworstelen aan een beeld dat is blijven hangen van de voorouders. Er is bij hen nauwelijks belangstelling voor banen in de industrie. In die hoek is nog veel te winnen. Met hen moeten we de discussie aangaan en de jongeren interesseren voor techniek.”