Verontwaardiging over topinkomens
In brede kring leeft verontwaardiging over de absurd hoge salarissen en bonussen die de bestuursvoorzitters van Nuon en Essent krijgen toebedeeld. Ook de voorzitter van de VVD schaarde zich achter de brief die zijn collega van het CDA had opgesteld.Daarin werden provinciale en gemeentelijke bestuurders opgeroepen om via de aandeelhoudersvergaderingen in te grijpen. De aandelen van deze nutsbedrijven zijn immers in handen van provincies en gemeenten.
Daarbij komt dat de nutsbedrijven al geruime tijd administratief hun zaken niet op orde hebben. Dat levert veel klachten op en maakt forse salarisstijgingen aan de top helemaal een ergerlijke zaak.
Nu is het zeker voor topposities niet eenvoudig om vast te stellen wat een gerechtvaardigde beloning is. Maar een inkomen van meer dan 700.000 euro per jaar valt beslist buiten de marges die nog acceptabel zijn. Temeer daar het bij Nuon en Essent niet gaat om echt commerciële bedrijven die maar moeten zien hoe ze zich in het geweld van de internationale concurrentie staande houden.
Trouwens, bij internationaal opererende concerns zijn er evenzeer grenzen aan hetgeen maatschappelijk aanvaardbaar is. Dat geldt ook voor bonussen die gerelateerd zijn aan bedrijfswinst en beurskoers.
De hoogte van die winsten en koersen is bepaald niet alleen toe te schrijven aan de strategische beslissingen van de top. De economische conjunctuur en het beursklimaat, alsmede de inzet van het hele personeel zijn veel belangrijker.
Wanneer de honorering van de directie sterk afhankelijk is van de bedrijfswinst en de beurskoers is bovendien het gevaar groot dat zij zich sterk gaat richten op successen op korte termijn. Erger is nog wanneer de directie, zoals bij Ahold, door vormen van creatief boekhouden of regelrechte fraude probeert de cijfers een stuk fraaier voor te stellen dan ze in werkelijkheid zijn.
Premier Kok maakte zich destijds al kwaad over wat hij noemde exhibitionistische zelfverrijking van mensen aan de top van het bedrijfsleven. Bedrijven zijn inmiddels verplicht de totale beloning van de directie te publiceren.
Gedacht was dat hiervan een remmende werking zou uitgaan. Directeuren zouden voor hun eigen mensen en in de maatschappij toch niet bekend willen staan als zakkenvullers.
Die rem bleek echter niet te werken. Exorbitante beloningen werden verdedigd met het argument dat zulke bedragen in Amerika heel gewoon zijn. Nederland moest wel mee, omdat bekwame managers anders naar het buitenland zouden vertrekken.
Dat is best een punt. Op het niveau van het bedrijfsleven vindt er een snelle internationale vervlechting plaats. Maar ook hier geldt dat mensen zich graag vergelijken met hen die het beter hebben en meer verdienen. De top wordt op die manier de norm. Dat is niet reëel. En het is zeer de vraag of zo veel topbestuurders hun heil aan de andere kant van de oceaan zouden zoeken wanneer de beloningen hier structureel lager zouden blijven.
Daarbij komt dat ook in de semi-publieke sector (ziekenhuizen, nutsbedrijven, universiteiten etc.) de bestuurders al gauw vinden dat hun honorering vergelijkbaar moet zijn met die in het bedrijfsleven. Ook al hebben zij nauwelijks te maken met de tucht van de markt en zijn ze in hoge mate van hun klantenbestand verzekerd.
Premier Balkenende kondigde dinsdag in de Tweede Kamer aan dat het kabinet zal inventariseren op welke manier buitensporige beloningen voor de top van het bedrijfsleven aan banden kunnen worden gelegd. Hopelijk wordt daar serieus aan gewerkt. Lastenverzwaring en loonmatiging voor brede lagen van de bevolking zijn nu eenmaal niet te verkopen wanneer tegelijkertijd de top van het bedrijfsleven absurd hoge loonstijgingen incasseert.