Geen hard bewijs voor winstgroei door bouwkartel
Twee deskundigen in bouwzaken konden dinsdag voor de rechtbank in Rotterdam niet hard maken dat bouwbedrijven extra winst maakten door hun kartelafspraken. „Mogelijk zijn de superwinsten niet juist in de boekhouding verwerkt", suggereerde de één. „Je kunt niet afleiden dat de klant is getild", constateerde de andere deskundige.
Het Openbaar Ministerie probeert te bewijzen dat door kartelafspraken in de aannemerij de opdrachtgevers zijn benadeeld en de kassen van bouwbedrijven gespekt. Vier grote wegenbouwers, BAM NBM, Heijmans, Koop en KWS en twaalf van hun managers zijn daarvan na drie jaar justitieel onderzoek beschuldigd. De aanklachten zijn gebaseerd op de boekhouding van klokkenluider Ad Bos die eind 2001 naar buiten kwam.
De Amsterdamse hoogleraar J. Theeuwis rapporteerde in opdracht van het OM. Hij gaf toe geen harde gegevens te hebben over het ophogen van de bouwprijs door onderlinge prijsafspraken tussen aannemers. Hij vermoedde dat wel. De extra winsten zijn dan mogelijk in de cijfers verdoezeld. Want hij was er “verbaasd” over dat de rendementen van de betrokken bedrijven de afgelopen jaren niet buitengewoon hoog waren. Onder andere internationale onderzoeken geven tenslotte aan dat kartelafspraken tot wel een kwart hogere prijzen leiden. Maar of dat ook in de bouw het geval was, kon hij niet aantonen.
Zijn tegenvoeter, de Utrechtse hoogleraar B. van Waarden, gelooft dat bouwbedrijven vooral afspraken maakten om uit hun kosten te komen. „Ze maken unieke producten. Er is scherpe concurrentie. De afspraken waren meer bedoeld als prijsfixatie: ze legden zo een bodem en een plafond in de markt". Van Waarden heeft indertijd vergelijkend onderzoek hiernaar gedaan in andere Europese landen. Maar die informatie was niet meer zo actueel.
De afgelopen weken heeft de rechtbank zich gebogen over zes gevallen van verboden afspraken in de wegenbouw. Op 10 mei maakt het OM zijn eis tegen de verdachten bekend. Daarna volgen de pleidooien van de advocaten, achttien in totaal, waarna de rechtbank op 7 juni uitspraak zal doen.