Mol wil spelen met de maan
Titel:
”Kleine Ezel en jarige Jakkie”
Auteur: Rindert Kromhout en Annemarie van Haeringen
Uitgeverij: Leopold, Amsterdam, 2001
ISBN 90 258 3067 6
Pagina’s: 28
Prijs: € 12,95; Titel: ”De schaduw van Jan”
Auteur: Harrie Geelen
Uitgeverij: Querido, Amsterdam, 2001
ISBN 90 214 63660
Pagina’s: 28
Prijs: € 13,50;
Titel: ”Hoe de kameel aan zijn bult kwam”
Auteur: Rudyard Kipling, Ernst van Altena en Lisbeth Zwerger
Uitgeverij: De Vier Windstreken, Voorschoten, 2001
ISBN 90 5579 570 4
Pagina’s: 20
Prijs: € 12,25;
Titel: ”Mijn konijn”
Auteur: Yvonne Jagtenberg
Uitgeverij: Hillen, Amsterdam, 2002
ISBN 90 76897 03 4
30 blz.
Prijs: € 12,49;
Titel: ”Het hoofd van Marieke”
Auteur: Siska Goeminne en Yvonne Jagtenberg
Uitgeverij: Hillen, Amsterdam, 2001
ISBN 90 76897 02 6
26 blz.
Prijs: € 12,95;
”Ik wil de maan”, door Jonathan Emmet en Vanessa Cabban
Uitgeverij: Van Goor, Amsterdam, 2002
ISBN 90 00 03403 5
Pagina’s: 28
Prijs: € 12,50;
Titel: ”Tien groene haringen”
Auteur: Wolf Erlbruch
Uitgeverij: Querido, 2001
ISBN 90 214 61595
Pagina’s: 26
Prijs: € 9,95.
Schrijvers en illustrators als Harrie Geelen, Annemarie van Haeringen en Rindert Kromhout bewijzen dat zij eerder verdiende Gouden Griffels en Penselen waard zijn. Hun nieuwste boeken zijn onbetwiste toppers. Yvonne Jagtenberg maakte opnieuw een hartveroverend verhaal over het jongetje Arno. Tekenaars Wolf Erlbruch en Lisbeth Zwerger kiezen voor abstract en absoluut verrassend is ”Ik wil de maan” van Jonathan Emmett en Vanessa Cabban.
Rindert Kromhout maakte samen met Annemarie van Haeringen een vervolg op ”Een grote Ezel”. ”Kleine Ezel en jarige Jakkie” schittert met een fijngevoelige, razend knappe tekst en rake tekeningen. Kleine Ezel koopt met zijn moeder een cadeau voor jarige Jakkie en kiest in de winkel een vlieger uit die hij het allerliefst zelf wil houden. Hij verzint dan ook allerlei listen om de jarige Jakkie op te zadelen met een oude beer of een bosje bloemen. Kleine Ezels mama leert haar koppige ezeltje tactvol maar zonder pardon dat hij het cadeau voor Jakkie toch moet geven. „Misschien wil hij het niet hebben”, probeert Kleine Ezel nog. Met zijn hoefjes aait hij over het cadeau. Maar Jakkie is dolblij met de vlieger en vliegert met Kleine Ezel tot het feest is afgelopen.
„Stilletjes zit Kleine Ezel in zijn wagentje. Hoog in de lucht ziet hij de vlieger, dansend in de wind. „Je hebt een mooi cadeautje uitgezocht voor je vriendje, dat was heel lief van je.” „Ja….” zegt Kleine Ezel aarzelend.”
„Mamma, wanneer ben ik jarig?” is Ezeltjes laatste vraag als ze thuis zijn. „Gauw lieverd, héél gauw”, zegt ze. Wat Kleine Ezel niet ziet, maar lezende kindertjes wel, is dat achter de kast een vlieger staat in prachtig pakpapier. Voor de bijna jarige Kleine Ezel.
Schaduw
Harrie Geelen overtreft zichzelf opnieuw met een boek over Jan en diens buurmeisje Ursula, die meer knikkers heeft dan hij. Maar Jan heeft een nieuw vriendje gevonden, zijn eigen schaduw. Dit abstracte vriendje geeft Jan zelfvertrouwen. Hij hoeft niet met Ursula te knikkeren, hij speelt al met iemand. „„Met wie dan?” vroeg Ursula. „Zeg ik niet.” „Maar ik zie niemand.” „Het is ook niemand.” „Ben ik dat?” vroeg de schaduw.” Geelen personifieert Jans schaduw, maar geeft hem tegelijk precies de speelse plek die gefascineerde kinderen hem toebedelen. „Jan gooide een bal in de lucht en de schaduw ook. Als Jan de bal opving, ving de schaduw de schaduw van de bal.”
Jan verveelt zich geen moment. „„De appelboom heeft ook een schaduw”, zei Jan. „Zullen we daaronder gaan liggen?” „Liever niet”, zei de schaduw. „Die is te donker. Dan ben ik er niet.” „Ik hou ook niet van het donker”, zei Jan. „Maar ik ben er dan wel.””
Geelen geeft zijn tekeningen optimale uitstraling met vertederende poppetjes die zich bewegen door vlakken in complementaire kleuren. Als Jan ’s avonds bij zijn bed staat, ligt de schaduw er al in. Prachtig slot van een perfect prentenboek.
Van een totaal andere orde is ”Hoe de kameel aan zijn bult kwam”. Ernst van Altena vertaalde een sprookje van Rudyard Kipling waarbij Lisbeth Zwerger de tekeningen maakte. In vrij moeizame taal verhaalt Van Altena hoe de luie kameel in de woestijn woont en niet wil werken, waardoor andere dieren des te harder moeten lopen. De woestijngeest geeft de kameel voor straf een bult, waardoor hij drie dagen niet hoeft te drinken en op die manier de dagen kan inhalen die hij lui is geweest. Zwerger, die de Hans Christiaan Andersenprijs won, is haar speelse lijnen de laatste jaren kwijtgeraakt. Op zich passen haar verabstraheerde en overigens prachtige tekeningen wel bij deze bedenkelijke tekst, maar van een kinderboek is geen sprake. Een sprookje voor volwassenen dus.
Bruine haartjes
Absoluut hebberig worden ouders als zij in de boekhandel ”Mijn konijn” van Yvonne Jagtenberg doorbladeren. Jagtenberg illustreerde talloze kinderboeken, maar in dit tweede door haarzelf geschreven boek bewijst ze zonder meer haar dubbeltalent. Arno figureerde eerder in ”Een bijzondere dag”. Dit keer wil hij zijn konijn natekenen. Hij heeft namelijk alles al getekend. Tekeningen van Roodkapje, de tafel, de stoel, de plant en zelfs de muur en de deur hangen opgeprikt. Maar het konijn springt uit het raam. De dierenwinkelmevrouw zegt dat Arno wel een ander konijn mag hebben, maar Arno wil zijn eigen konijn. Hij zoekt de hele middag. „Op het strand stond een man te schilderen. „Hoe ziet je konijn eruit?” vroeg hij. „Groot met bruine haartjes”, zei Arno. „Ik wilde hem tekenen, maar hij liep weg.” „Konijnen doen wat ze zelf willen”, zei de man. „Net als de zee.””
Arno vindt zijn konijn toch. Eerst denkt hij dat het konijn niet mee wil. Konijnen doen wat ze zelf willen, denkt hij. Maar het konijn wil wel mee en is zo moe dat het uitgeteld op het kussen ligt. En Arno maakt met zijn mooiste viltstift op een groot vel papier een fijne tekening. ”Mijn konijn” schrijft hij eronder.
Yvonne Jagtenberg illustreerde ook ”Het hoofd van Marieke”, een origineel maar tikje bizar debuut van Siska Goeminne. Kinderen leren dat Mariekes hoofd uit een buitenkant en een binnenkant bestaat en dat er zich vooral daarbinnen heel wat afspeelt. De buitenkant ziet iedereen. Maar „Niemand (de mensen en de kinderen niet, de poezen niet, de honden niet, het konijn zeker niet maar ook de bomen niet) ziet de binnenkant. Want de binnenkant is het doodshoofd van Marieke. Dat is haar hoofd voor als ze dood is.”
Die binnenkant bestaat ook uit fantastische gedachten. „Misschien denk je wel dat de gedachten van Marieke er uitzien als witte of grijze kronkels in een kluwen. Maar dat heb je mis. De gedachten van Marieke die kan je helemaal niet zien, slimmerik!.. De gedachten zitten heel diep binnen in Mariekes hoofd. Toch zijn ze veel groter dan haar hoofd… Marieke weet niet wie de gedachten maakt.”
’s Nachts worden gedachten dromen of nachtmerries, gedachten zijn lief maar ook wel eens gruwelijk afschuwelijk. Het is allemaal waar, ook dat veel gedachten voor Marieke zelf blijven. Je vraagt je alleen af met hoeveel onbeantwoorde vragen Goeminne kleine kleuters achterlaat na het lezen van dit boek en dan zouden bange gedachten de vrolijke wel eens kunnen verdrijven.
Hooikoorts
Vrolijk worden kinderen wel van Mol, die zo graag met de maan wil spelen. In ”Ik wil de maan” kruipt hij uit zijn molshoop tevoorschijn en ziet aan de hemel een glinsterende bal. Mol is stomverbaasd. Hij staart naar boven, zijn buikje vooruit. „Dat mooie ding wil ik hebben”, zegt Mol terwijl hij een aanloop neemt en omhoog springt. Konijn zegt dat de maan te ver weg is, maar Mol geeft het niet op. Met een lange stok dan maar. En als dat niet lukt, klimt hij in de boom. Maar een klimmende Mol is niks en hij valt dan ook in een plas. „Ineens ziet hij iets in het water drijven. Een bleek kreukelig ding… „De maan”, fluistert Mol. „Ze is samen met mij uit de lucht gevallen.”” Als Mol de maan aanraakt, valt ze in stukjes uit elkaar. Nu denkt Mol dat hij de maan kapot liet vallen. „Kijk eens omhoog”, zegt Eekhoorn. Daar staat de maan, mooier dan ooit. En Mol snapt dat de maan toch echt heel ver weg is. Hij zit op een heuveltop en kijkt. Tekeningen en tekst zijn haarfijn op elkaar afgestemd. Wat na herhaaldelijk bekijken stoort, is het lettertype. Dat is te groot en te nadrukkelijk.
In ”Tien groene haringen” borduurt Wolf Erlbruch door op het verhaal van de tien kleine negertjes, waarvan er telkens een verdween. Erlbruch maakt er haringen van, die verdwijnen stuk voor stuk vanwege bizarre omstandigheden. Een had er hooikoorts, een andere wordt opgeslokt door de nacht of bijt tijdens een krokodilrijles in het zand. Kortom, zo veel abstractie in tekst en tekeningen zorgt voor een volwassen niveau. En dat ontkent Erlbruch nooit, hij schrijft en tekent voor volwassenen. Zij kopen prentenboeken voor de kinderen, vindt hij. „Eén groene haring die huilde ach en wee. Toen nam hij maar een aanloop en dook weer in de zee. Nu is het één jaar later en hier kun je het zien: op honderd meter diepte daar zwemmen er weer tien.” Zoals het hoort, een happy end.