„Veel stress, maar een goede tijd”
„Intensief, veel stress. Maar het was een goede tijd, waarin we als moderamen in grote eensgezindheid hebben kunnen werken.” Ds. R. van Kooten (54) uit Soest legt zaterdag officieel het scribaat van het moderamen van de Hersteld Hervormde Kerk neer. Hij wordt docent aan het Hersteld Hervormd Seminarie, dat in september van start gaat. „Onderwijzen heeft m’n hart en ik zie het als een wonder dat ik dat doen mag.”
De predikant is net terug van een controlebezoek aan de huisarts. „Ik zou deze week een ingreep moeten ondergaan in het ziekenhuis. Maar toen verleden week m’n bloeddruk gemeten werd, was er paniek: Schrikbarend hoog. En ’t was net nog niet veel beter geworden. ”De stille moordenaar”, noemt mijn dokter de hoge bloeddruk. Ik zie het als een wonder van God dat mijn bloeddruk gecontroleerd moest worden voor die medische ingreep. Anders had ik nu nog niet geweten dat ik met een tijdbom in m’n lijf liep.
Ik ben verwonderd dat de Heere ook hierin zo mijn gang van stap tot stap bevestigt. Ik heb niet hoeven kiezen voor het scribaat of voor het docentschap. Die keuze ís voor me gemaakt. Anders had ik ook niet durven stoppen. Ik heb gezien hoe ik kennelijk in deze zaak geleid ben.”
Het devies van de dokter was helder: rustig aan doen. „En dat is niet m’n sterkste kant”, geeft de predikant glimlachend toe. „En met het pijproken moet ik ook stoppen.” Hij zwijgt, veelbetekenend.
Dat de stress van de afgelopen tijd hem parten begint te spelen, is voor ds. Van Kooten wel helder. „Ik werd geleefd. En dat bedoel ik niet negatief, maar zo was het gewoon. Als ik op een ochtend een preek wilde voorbereiden en zes telefoontjes kreeg, dan kwam er natuurlijk niets van het maken van die preek. En zo ging het steeds. Mailtjes, telefoontjes en natuurlijk al de vergaderingen. Maar ’t was toch een goede tijd. De samenwerking met collega Heemskerk heb ik als buitengewoon ervaren en ook verder was de eensgezindheid in het moderamen groot.”
Hij lacht breed: „Ja, we hebben wel spanningen gehad. Toen ze besloten om ’s ochtends vroeg te gaan vergaderen. Ik ben namelijk een echt avondmens. Maar dat was het dan ook wel.”
Zelf noemt ds. Van Kooten het afgelopen jaar een pioniersfase. „En ik ben dankbaar dat ik in die tijd aan de dingen heb mogen meewerken. Maar nu gaat het steeds meer toe naar een geordend kerkelijk leven. En dan kunnen ze beter een ander hebben voor het scribaat. Ik ben niet een echte secretaris.”
Hij kijkt op. „Ja, dat meen ik echt, hoor. Ik heb het scribaat niet gezocht. Het is op m’n weg gekomen. En nu wordt de weg kennelijk een andere kant op geleid. En dat is echt goed. Ik heb er alle vertrouwen in dat we zaterdag een goede vervanger kunnen benoemen in de synodevergadering.” Peinzend: „Al zal ik het zeker wel missen.”
Niet alleen het afgelopen jaar was enerverend voor de predikant. „Wat dacht je van de tijd voorafgaande aan 1 mei 2004? Stress, stress. Echt.”
Hij laat wat zaken de revue passeren die het afgelopen jaar tijdens zijn scribaat aan de orde zijn geweest: de naamsovereenkomst, de besprekingen met het moderamen van de Protestantse Kerk. „Die naamsovereenkomst, dat vind ik een dieptepunt. Ik had echt goede hoop dat dat een keerpunt zou worden. Maar dat werd het niet. Het optreden van de Commissie van Bijzondere Zorg maakte en maakt het onmogelijk om echt tot goede oplossingen te komen. Zo zie ik dat.
Toen ik de naamsovereenkomst had ondertekend en we naar buiten liepen, zeiden diverse moderamenleden van de PKN tegen mij: „Zo moeten we ook de andere problemen oplossen.” Maar hoe kun je dat overbrengen naar het grondvlak als daar het soms rigoureuze optreden van de CBZ gewoon doorgaat?
De negatieve gevoelens werden nog eens versterkt omdat het moderamen van de PKN in het openbaar steeds weer het geweldige werk van de CBZ prees.”
Wijzend met de pijpsteel: „Als de intentie van de CBZ anders zou zijn, zou ook het overleg anders verlopen. Daar ben ik van overtuigd. Dan hadden we er mogelijk uit kunnen komen. Dan waren er pastorale oplossingen getroffen. Nu gebeurt er, onder de schijn van recht, uiteindelijk toch precies hetzelfde als tijdens de Afscheiding in 1834 en de Doleantie in 1886. Ik kan het helaas niet anders zien.
Het bewuste Rapport om de Eenheid en Heelheid van de Kerk was geen integere uitleg van de kerkorde, maar een interpretatie die naar eventuele juridische processen toe werd geschreven. Daarom zeg ik: met de schijn van recht.”
Van de toekomst heeft ds. Van Kooten niet veel positieve verwachtingen. „Nee, die zie ik somber in. De onderhandelingen tussen de beide synodebesturen zijn opgeschort. Officieel. Maar als de intentie aan de andere kant niet verandert, zie ik niet in dat ze snel hervat zullen worden. Ik ervaar bij de PKN niet de intentie om zich in ons in te leven. Daarom wordt het niks.”
Als het gaat over het komende docentschap, ontspant hij zichtbaar. Ds. Van Kooten wordt docent homiletiek (predikkunde) en ethiek. „Het onderwijzen heeft m’n hart en ik zie dat het nodig is. Wat dat preken betreft: Er is een duidelijk verschil tussen hoe er in de zeventiger jaren werd gepreekt en tegenwoordig. Ik zeg wel eens: Vroeger eindigden de preken in de hemel. Tegenwoordig willen de mensen er alleen in het leven hier op aarde wat aan hebben. Ze gaan naar de kerk om getroost en om bemoedigd te worden, zeggen ze dan.
Maar het gaat erom dat wij in de kerk horen wat wij nódig hebben. De catechismus leert mij dat we tot Gods gemeente komen om Gods Woord te horen. Wat dat ons ook te zeggen heeft. Bemoediging, vermaning. Maar vooral het voorstellen van de twee wegen. Ja, ik zie dat docentschap echt als een roeping.”
Dat ook ethiek zijn interesse heeft, blijkt wel uit de serie boeken die ds. Van Kooten schreef over de Tien Geboden. „Wat hebben we in de kerk de kennis van de ethiek nodig. Naar binnen toe, maar ook naar buiten toe. Als een onkerkelijke vrouw aan haar kerkelijke buurvrouw vraagt waarom ze tegen abortus is en die vrouw zegt: „Dat weet ik niet, dat zou ik aan de dominee moeten vragen”, dan kan dat een mensenleven kosten. Aangrijpend.”
De aankomende docent heeft goede hoop dat zijn leven, zoals hij het zelf noemt, „nu eindelijk eens ordelijk wordt. Mijn kerkenraad heeft mij toestemming gegeven op voorwaarde dat ik naast het gewoon lid zijn van de synode, niets meer buiten de eigen gemeente doe. Ik heb daarom alles afgestoten. Dat moet je radicaal doen, anders heeft het geen zin. Het zijn allemaal maar kleine dingen, maar samen maken ze dat je altijd razend druk bent.
Nee, ik geloof niet dat ik een rustig leven krijg, maar ik hoop wel een ordelijk leven. Ik kan namelijk zo slecht nee zeggen. Ik hoop van harte dat mijn opvolger in het moderamen dat beter zal kunnen.”